beautypg.com

Enerpac GT-Series User Manual

Page 65

background image

65

Figuur 13, Voorspancilinderopstelling, Tweede stand – Typisch

(50%% Voorspancilinderdekking)

Figuur 14, Nieuwe controle van eerste standspanning

(50% spannerdekking)

Figuur 12, Voorspancilinderopstelling, Eerste stand – Typisch

(50% Voorspancilinderdekking)

te draaien. Doorgaan met spannen tot de moer stevig sluit tegen
het afdichtingsoppervlak. Zie Figuren 8 en 9.

9.

Herhaal stap 8 voor de resterende “eerste stand”

voorspancilinders in het circuit.

10. Ontlast de hydraulische druk door het pompdruk ontlastingsventiel

(retour-naar-tank) LANGZAAM te openen. Controleer of de
oliemanometer nul (0) bar/psi aanduidt. Zie Figuur 10.

11. Controleer de zuigerslag bij elke voorspancilinder in het

circuit. Indien nodig, draai de trekker met schroefdraad naar
beneden zodat de zuiger volledig wordt teruggetrokken in

de voorspancilinderbehuizing. Zie Figuur 11.

12. Herhaal de stappen 5 tot en met 11 een tweede keer (om “A”

onder druk te zetten).

13. Herhaal de stappen 5 tot en met 11 een derde keer (om “A”

onder druk te zetten).

14. Verplaats de voorspancilinders naar de resterende 50% van

de bouten (dwz. alle bouten genummerd “2”). Zie fi guur 13.

15. Bepaal de “tweede stand” druk “B”-waarde. Deze waarde

moet worden berekend door een gekwalifi ceerde ingenieur
met ervaring in boutbevestiging.

Opmerking: de druk “B”-waarde is doorgaans lager dan de druk
“A”-waarde (zie opmerking na stap 4 voor meer informatie).

16. Bedien de pomp en voer de druk op de voorspancilinders op

tot ongeveer 70 bar [1000 PSI]. Controleer op olielekken.

17. Als er geen lekken worden gevonden, doorgaan met druk

uitvoeren op de voorspancilinders tot de berekende “tweede
stand” “B”-drukwaarde bepaald in stap 15. Voortdurend de
voorspancilinderslag en de hydraulische druk observeren
wanneer druk wordt uitgevoerd.

18. Wanneer de “tweede stand” druk “B” is bereikt, de pomp

stoppen. Controleer de oliemanometer opnieuw nadat de
pomp is gestopt. Zorg ervoor dat de druk stabiel is (niet
verhoogt of verlaagt). Schroefdraden kunnen zichtbaar
worden tussen de moer en het afdichtingsoppervlak op elke
voorspancilinder. Zie Figuur 7.

19. Terwijl de druk constant wordt gehouden, een wringstaaf

gebruiken om de eerste ring en moer met de hand naar beneden
te draaien. Doorgaan met spannen tot de moer stevig sluit tegen
het afdichtingsoppervlak. Zie Figuren 8 en 9.

20.

Herhaal stap 19 voor de resterende “tweede stand”
voorspancilinders in het circuit.

21.

Ontlast de hydraulische druk door het pompdruk
ontlastingsventiel (retour-naar-tank) LANGZAAM te openen.
Controleer of de oliemanometer nul (0) bar/psi aanduidt. Zie
Figuur 10.

Pas druk “A” toe (op alle bouten
gemarkeerd met “1”)

Pas druk “B” toe (op twee
lijnrecht tegenovergestelde
bouten gemarkeerd met “1”)

Pas druk “B” toe (op alle bouten
gemarkeerd met “2”)