beautypg.com

Enerpac GT-Series User Manual

Page 63

background image

63

6.3 Voorspancilinderopstellingen (typisch)

Hydraulische voorspancilinders kan worden gemonteerd op een
of beide zijden van de afdichting, afhankelijk van de beschikbare
speling en werkplaats. Indien mogelijk, moeten alle bouten op de
afdichting tegelijk worden gespannen. Typische voorbeelden van
100% en 50% voorspancilinderdekking worden getoond in Figuur 6.
Neem contact op met Enerpac voor meer informatie met betrekking
tot de voorspancilinderopstellingen van minder dan 50% dekking.

Opmerking: voor minder dan 100% dekking, deel de hoeveelheid
beschikbare voorspancilinders door de hoeveelheid van de
bouten in de afdichting. Dit zal de boutelocaties bepalen die
moeten worden vastgedraaid bij elke stand. Bijvoorbeeld, als 18
voorspancilinders beschikbaar zijn voor een 36 boutdichting, dan
bevat iedere tweede bout een voorspancilinder (50% dekking).
Als 12 voorspancilinders beschikbaar zijn, dan bevat iedere derde
bout een voorspancilinder (33% dekking).

7.0 SPANNEN EN ONTSPANNEN

WAARSCHUWING: Nooit in lijn staan met de boutas
terwijl het systeem onder druk staat. Als de bout defect
raakt, kant dit leiden tot ernstig letsel of de dood als losse

of defecte onderdelen projectielen worden. Al het personeel moet
zich altijd bewust zijn van dit potentiële gevaar.

WAARSCHUWING: zorg ervoor dat de maximale
werkdruk en maximale slag niet worden overschreden.
Raadpleeg de specifi

caties gestempeld op de

voorspancilinderbehuizing. Zie ook Tabel 2 aan het einde van dit
document.

BELANGRIJK: als de maximale slagindicator verschijnt
gedurende de volgende procedures, STOP de pomp onmiddellijk,
draai de moer(en) op de voorspancilinder(s) vast en ontlast
de hydraulische druk. Draai de trekker(s) met schroefdraad
vervolgens naar beneden om de zuiger(s) terug te draaien in de
voorspancilinder(s) vooraleer door te gaan. Raadpleeg Sectie 4.1
voor meer informatie.

BELANGRIJK: als er zich lekken voordoen, de pomp onmiddellijk
stoppen en het drukontlastingsventiel (retour-naar-tank) openen.
Zorg ervoor dat de oliemanometer nul (0) bar/psi aanduidt.
Voer reparaties uit zoals vereist voordat u doorgaat met de
voorspanprocedures.

Opmerking: oor verbeterde illustratieduidelijkheid, wordt alleen
een hydraulische slang aangesloten op de voorspancilinder in de
Figuren 7-11.

7.1

Voorspaninstructies - 100% dekking
(voorspancilinder geïnstalleerd op iedere bout)

BELANGRIJK: lees de voorzorgsmaatregelen en instructies
aan het begin van Sectie 7.0 vooraleer de volgende stappen te
starten. Raadpleeg ook de veiligheidsinformatie in de Secties 2.1
en 2.2.

1. Zorg ervoor dat de dichting correct is uitgelijnd.

2. Monteer de voorspancilinder(s) op de bout(en) en sluit de

hydraulische slangen aan. Raadpleeg de Secties 6.1 en 6.2
voor bijkomende instructies over de voorspancilinderinstallatie
en de slangaansluiting.

3. Bepaal de vereiste hydraulische voorspancilinderdruk. Deze

waarde moet worden berekend door een gekwalifi ceerde
ingenieur met ervaring in boutbevestiging.

4. Bedien de pomp en voer de druk op de voorspancilinders op

tot ongeveer 70 bar [1000 PSI]. Controleer op olielekken.

5. Als er geen lekken worden gevonden, doorgaan met druk

uitvoeren op de voorspancilinders aan de berekende waarde

Figuur 7, Druk zetten op de voorspancilinder

Figuur 8, De ring en moer naar beneden draaien

Figuur 9, Ring en moer stevig tegen de afdichting

GEEN
schroefdraad

PRESSURE

RELEASE

CLOSED

PRESSURE

RELEASE

CLOSED

PRESSURE

RELEASE

CLOSED