Bondioli&Pavesi 399CEE011_F User Manual
Page 76

77
NL
Bij aanraking van delen van de tractor, trekpennen of -haken, driepuntsbevestigingen
wordt de bescherming van de cardanas beschadigd. Gebruik geen tractoren of
aankoppelsystemen die bij de scharnierbewegingen van de cardanas met de as in
botsing komen. Gebruik geen aanpasstukken of componenten die niet voorzien zijn door
de fabrikant van de machine.
Alle draaiende onderdelen moeten beschermd zijn. De bescherming van de tractor
en de machine zorgen samen met die van de cardanoverbrenging voor uw veiligheid.
Alvorens met het werk te beginnen dient men na te gaan of alle beschermingen
van de cardanoverbrenging, de tractor en de aangekoppelde machine op
hun plaats zitten en goed functioneren. Eventuele beschadigde of ontbrekende
onderdelen dienen te worden vervangen door originele onderdelen en op de juiste
plaats te worden geïnstalleerd voordat men de overbrenging in gebruik neemt.
Voordat men in de buurt van de machine komt of onderhoudswerkzaamheden
uitvoert, dient men de motor uit te zetten, de sleutels uit het bedieningspaneel
van de tractor te halen en er zeker van te zijn dat alle onderdelen stilstaan.
Kom niet in de buurt van het werkgebied of van bewegende onderdelen.
Draag geen kledingstukken met riemen of losse lappen e.d. die
verstrikt kunnen raken. Contact met draaiende delen kan ernstige ongelukken
veroorzaken die zelfs dodelijk kunnen zijn.
Gebruik de overbrenging niet als steun of als opstapje.
De telescoopbuizen moeten elkaar voor tenminste 1/2 van hun lengte overlappen
bij normale werkomstandigheden en voor tenminste 1/3 van hun lengte bij
willekeurig wat voor werkomstandigheden. Ook wanneer de transmissie niet draait,
moeten de telescoopbuizen elkaar voldoende overlappen, om vastlopen te voorkomen.
Gebruik de STILSTAANDE MACHINES (pompen, hefmachines, generatoren,
drogers, enz.) alleen maar wanneer ze aan de tractor gekoppeld zijn. Rem
de tractor, zo nodig met behulp van blokken onder de wielen. De tractor moet aan
de machine gekoppeld zijn en in dusdanige positie staan dat de hoeken van de
koppelingen klein en onderling gelijk zijn.
EENVOUDIGE CARDANKOPPELINGEN
Werk met beperkte en identieke scharnierhoeken
α1 = α2. Het is aangeraden
voor korte manoeuvres (stuurbewegingen) met hoeken van maximum 45° te
werken. Schakel de aftakas uit als de hoeken te groot of ongelijk zijn.
HOMOKINETISCHE KOPPELINGEN
Het is aangeraden met de normale of een zo klein mogelijke homokinetische
scharnierhoek te werken. Voor korte manoeuvres (stuurbewegingen) mogen
de hoeken groter zijn, maar niet groter dan 50°, 75° (afmeting SH) of 80°,
naargelang het type homokinetische koppeling. Wanneer de overbrenging
uitgerust is met een homokinetische koppeling aan de tractorzijde en een
eenvoudige cardankoppeling aan de machinezijde, is het aangeraden voor de
eenvoudige koppeling niet constant te werken met een hoek groter dan 16°
bij 540 min
–1
en 9° bij 1000 min
–1
om onregelmatige bewegingen te vermijden.
Verlicht het werkgebied van de overbrenging tijdens de installatie en bij het
gebruik ervan ‘s nachts of in omstandigheden met slecht zicht.
12
13
5
6
7
8
9
10
11
14