Enerpac ST-202 User Manual
Page 44
stromingsregelingen met ’free flow’ terugslagkleppen
helpen de tegendruk tot een minimum te beperken.
Raadpleeg Enerpac voor een toepasselijk
systeemontwerp.
4. Overmatige tegendruk bij terugstroom kan bij
dubbelwerkende draaicilinders ook het
afslagmechanisme activeren. Beperk de tegendruk
bij terugstroom tot maximaal 42 bar.
Dubbelwerkende systemen moeten opgesteld
worden met een dosering met ’free-flow’ achteruit in
de klempoort.
5. Het onderdeel dient geklemd te worden in het
midden van het verticale traject. Het onderdeel mag
niet geklemd worden terwijl de draaiklem draait.
De klemarm moet tijdens de rotatie van 90° vrij
bewegen (vermijd contact met snijkoppen,
gereedschappen etc.).
6. De klemarm moet volgens de instructies op pagina
44 aan de cilinderplunjer bevestigd worden.
5.0 MONTAGESPECIFICATIES
5.1 Monteren van cilinders
met schroefdraadlichaam
Cilinders met een schroefdraadlichaam kunnen in een
getapt gat worden geschroefd, met behulp van een
montageflens aan het appendage worden bevestigd, in
het appendage worden geschroefd en met een
tegenmoer vastgezet of door een opening worden
gemonteerd en met tegenmoeren worden vastgezet.
Wanneer een draaicilinder van het type met
schroefdraadlichaam in een appendage wordt
geïnstalleerd, mag het ingrijpen van de schroefdraad niet
minder zijn dan het ingrijpen van de schroefdraad bij de
standaard montageflens van Enerpac. Als een cilinder
wordt gemonteerd met behulp van alleen het onderste
gedeelte van de schroefdraad, moet het ingrijpen voor
extra steun worden vergroot. Zie onderstaande tabel
voor minimaal ingrijpen van schroefdraad.
5.2 Monteren van onder- en bovenflens
van cilinders
WAARSCHUWING: Het appendage moet 350 bar
hydraulische werkdruk kunnen weerstaan wanneer de
cilinders op het verdeelstuk zijn gemonteerd.
Voordat een draaicilinder op een verdeelstuk gemonteerd
kan worden, moeten de poortschroefstoppen (A) worden
verwijderd.De bijgeleverde O-ringen (B) moeten worden
gesmeerd en voorafgaand aan het monteren en
vastbouten van de draaicilinder in de verzonken boring
rond de poort worden geïnstalleerd.
Zorg ervoor dat de O-ring tijdens het monteren niet
bekneld of beschadigd raakt, aangezien dit lekkage tot
gevolg kan hebben. Om lekkage van de montage op het
verdeelstuk te voorkomen, moet het montageoppervlak
van het appendage een vlakheid binnen 0,08 mm en een
ruwheid van niet meer dan Ra 1,6 hebben.
Cilindercapaciteit Minimaal
ingrijpen
van schroefdraad
9,0 kN
16 mm
18,8 kN
25 mm
35,0 kN
30 mm
44
in appendage
geschroefd
montageflens
oileaansluiting
tegenmoer
(tegenmoeren)
tegenmoer
(tegenmoeren)
oileaansluiting
E
E
0.003
0.003
A
B
C
D
A
C