Enerpac ATM-9 User Manual
Page 65
65
65
N.B. De hydraulische cilinder van de ATM-9 is ontworpen
voor en getest bij een werkdruk van maximaal 700 bar
[10.000 psi]. De hydraulische pomp P-142 is voorzien van
een ingebouwde drukbegrenzingsklep die opengaat bij
een druk van ongeveer 724 bar [10,500 psi].
WAARSCHUWING: Als een andere pomp wordt
gebruikt in de plaats van de P-142, mag de
drukbegrenzingsklep van de pomp niet hoger zijn
ingesteld dan op 724 bar [10,500 psi]. Installeer een
manometer in het circuit om de systeemdruk te kunnen
controleren.
6. Zodra de flenzen zijn uitgelijnd, kunnen de flensbouten
worden geplaatst en vastgedraaid. Nadat alle bouten in
de open boutgaten zijn geplaatst (behalve in het boutgat
waarin de hefhaak zit), kan het gereedschap worden
verwijderd door de stappen 1 tot 5 in omgekeerde
volgorde te volgen.
LET OP: Open de drukbegrenzingsklep van de
pomp en zorg dat alle hydraulische lucht is
ontsnapt voordat slangen of fittingen worden
verwijderd.
7. Als het gereedschap van de flens is verwijderd, kan de
laatste flensbout in het open boutgat worden geplaatst
en vastgedraaid.
8.0 DRAAIING EN FOUTIEVE UITLIJNING
Dit is een bekend probleem bij zowel onshore als offshore
pijpleidingen (zie figuur 8). Vaak zijn de flenzen wel
uitgelijnd maar lukt het de operator niet de bout in de twee
overeenkomstige boutgaten passen op de rand van de
verbinding. De ATM-9 met een kracht van 90 kN [9 ton]
kan de flenzen in verschillende richtingen sturen.
Het gereedschap wordt op dezelfde manier geplaatst
als eerder beschreven, maar mogelijk met één verschil.
De ATM-9 kan worden bevestigd aan het gemakkelijkst
toegankelijke punt op de rand van de verbinding omdat de
foutieve uitlijning voor alle boutgaten even groot is.
8.1 De aanbevolen werkwijzen zijn:
1. Selecteer het gemakkelijkst toegankelijke punt op de
rand van de verbinding en bevestig het gereedschap
hieraan. (Volg de stappen 1 tot en met 5 onder punt
7.0).
2. Als beide flenzen zijn uitgelijnd maar de boutgaten nog
niet tegenover elkaar liggen, kan de ATM-9 worden
gebruikt om de flenzen zijwaarts te bewegen zodat één
paar boutgaten tegenover elkaar komt te liggen (zie
punt A in figuur 8).
Fig. 8
A
3. Plaats de bout in het boutgat bij punt A en maak de
ATM-9 los. De last wordt nu overgenomen door de
geplaatste bout.
4. De ATM-9 kan vervolgens worden vastgemaakt op
een ander punt in de rand van de verbinding (zie figuur
9) waarbij het geheel rond de geplaatste bout wordt
gedraaid. Schuif de hydraulische cilinder uit totdat een
volgend boutgat of alle boutgaten tegenover elkaar
liggen (zie figuur 10).
5. Zodra de overige bouten zijn geplaatst, kan de ATM-9
worden verwijderd.
Fig. 9
A
Fig. 10
In sommige situaties is het nodig dat de operator de
ATM-9 op diverse plaatsen op de rand van de verbinding
plaatst om de boutgaten tegenover elkaar te ‘drukken’.