beautypg.com

Bosch GRL 300 HV Professional User Manual

Page 79

background image

Nederlands | 79

Bosch Power Tools

1 619 929 J21 | (21.6.11)

Rotatiefunctie

(150/300/600 min

-1

)

Na het inschakelen bevindt het meetgereedschap zich in de

rotatiefunctie met gemiddelde rotatiesnelheid.
Als u van de lijn- naar de rotatiefunctie wilt gaan, drukt u op de

toets voor de rotatiefunctie 5 of de toets 25 van de afstands-

bediening. De rotatiefunctie start met gemiddelde rotatie-

snelheid.
Als u de rotatiesnelheid wilt veranderen, drukt u opnieuw op

de toets voor de rotatiefunctie 5 of de toets 25 van de af-

standsbediening tot de gewenste snelheid bereikt is.
Tijdens werkzaamheden met de laserontvanger dient u de

hoogste rotatiesnelheid te kiezen. Bij werkzaamheden zonder

laserontvanger vermindert u voor een betere zichtbaarheid

van de laserstraal de rotatiesnelheid en gebruikt u de laserbril

38.

Lijnfunctie, puntfunctie

(10°/25°/50°, 0°)

Als u naar de lijnfunctie of de puntfunctie wilt gaan, drukt u op

de toets voor de lijnfunctie 11 of de toets 26 van de afstands-

bediening. Het meetgereedschap gaat over naar de lijnfunctie

met de kleinste openingshoek.
Als u de openingshoek wilt wijzigen, drukt u op de toets voor

de lijnfunctie 11 of de toets 26 van de afstandsbediening. De

openingshoek wordt in twee stappen vergroot. Tegelijkertijd

wordt de rotatiesnelheid bij elke stap verhoogd. Als u voor de

derde keer op de toets voor de lijnfunctie drukt, schakelt het

meetgereedschap na kort heen en weer bewegen over naar

de puntfunctie. Als u de toets voor de lijnfunctie opnieuw in-

drukt, keert het apparaat terug naar de lijnfunctie met de

kleinste openingshoek.
Opmerking: Vanwege de traagheid kan de laser in geringe

mate over de eindpunten van de laserlijn heen bewegen.

Draaien van laserlijn, laserpunt of rotatie-

vlak (zie afbeelding A)

Bij een horizontale stand van het meetgereedschap kunt u

de laserlijn (bij lijnfunctie) of laserpunt (bij puntfunctie) bin-

nen het rotatievlak van de laser positioneren. Een draaiing

van 360° is mogelijk.

Draai daarvoor de rotatiekop 10 met de hand in de gewenste

stand of gebruik de afstandsbediening: Druk voor het draaien

met de wijzers van de klok mee op de toets 28 van de af-

standsbediening. Druk voor het draaien tegen de wijzers van

de klok in op de toets 29 van de afstandsbediening. Bij rota-

tiefunctie heeft het indrukken van de toetsen geen effect.
Bij verticale stand van het meetgereedschap kunt u laser-

punt, laserlijn of rotatievlak om de verticale as draaien.

Draaiing is alleen binnen het zelfwaterpasbereik (5° naar

links of naar rechts) en alleen met behulp van de afstandsbe-

diening mogelijk.

Druk voor het draaien naar rechts op de toets 28 van de af-

standsbediening. Druk voor het draaien naar links op de toets

29 van de afstandsbediening.

Automatisch waterpassen rotatielaser

Overzicht
Het meetgereedschap herkent na het inschakelen zelf de hori-

zontale resp. verticale stand. Als u wilt wisselen tussen de hori-

zontale en verticale stand, schakelt u het meetgereedschap uit,

positioneert u het opnieuw en schakelt u het weer in.
Na het inschakelen controleert het meetgereedschap de hori-

zontale of verticale stand en compenseert het oneffenheden

binnen het zelfwaterpasbereik van ca. 8 % (5°) automatisch.
Als het meetgereedschap na het inschakelen of na een posi-

tieverandering meer dan 8 % scheef staat, is waterpas stellen

niet meer mogelijk. In dit geval wordt de rotor gestopt. De la-

ser knippert en de waterpasindicatie 3 brandt continu rood.

Positioneer het meetgereedschap opnieuw en wacht het wa-

terpassen af. Zonder opnieuw positioneren wordt na 2 minu-

ten de laser en na 2 uur het meetgereedschap automatisch

uitgeschakeld.
Als het meetgereedschap waterpas is gesteld, controleert het

voortdurend de horizontale resp. verticale stand. Bij positie-

veranderingen wordt er automatisch opnieuw waterpas ge-

steld. Ter voorkoming van verkeerde metingen stopt de rotor

tijdens het waterpassen. De laser knippert en de waterpasin-

dicatie 3 knippert groen.

Schokwaarschuwingsfunctie

Het meetgereedschap bezit een schokwaarschuwingsfunctie.

Deze voorkomt bij veranderingen van plaats en schokken van

het meetgereedschap of bij trillingen van de ondergrond het

waterpas stellen op veranderde hoogte. Daardoor worden

hoogtefouten voorkomen.
Als u de schokwaarschuwing wilt inschakelen, drukt u op de

toets Schokwaarschuwing 2. De schokwaarschuwingsindica-

tie 1 brandt continu groen. Na 30 seconden wordt de

schokwaarschuwing geactiveerd.
Als bij een plaatsverandering van het meetgereedschap het

bereik van de waterpasnauwkeurigheid wordt overschreden

of een sterke schok wordt geregistreerd, wordt de

schokwaarschuwing gegeven. De rotatie wordt gestopt, de

laser knippert, de waterpasindicatie 3 gaat uit en de

schokwaarschuwingsindicatie 1 knippert rood. De actuele

functie wordt opgeslagen.
Druk bij geactiveerde schokwaarschuwing op de toets

schokwaarschuwing 2 op het meetgereedschap of de toets

reset schokwaarschuwing 27 op de afstandsbediening. De

schokwaarschuwingsfunctie wordt opnieuw gestart en het

meetgereedschap begint met waterpassen. Zodra het meet-

gereedschap waterpas is gesteld (de waterpasindicatie 3

brandt continu groen) start het in de opgeslagen functie. Con-

troleer vervolgens de hoogte van de laserstraal aan een refe-

rentiepunt en corrigeer de hoogte indien nodig.
Als na een afgegeven schokwaarschuwing de functie door het

indrukken van de toets 2 op het meetgereedschap of de toets

reset schokwaarschuwing 27 op de afstandsbediening op-

nieuw wordt gestart, worden na 2 minuten de laser en na

2 uur het meetgereedschap automatisch uitgeschakeld.

OBJ_BUCH-757-007.book Page 79 Tuesday, June 21, 2011 10:16 AM