beautypg.com

RIDGID SeekTech SR-20 User Manual

Page 92

background image

Ridge Tool Company

Tools For The Professional

TM

seekTech sR-20

lijn wanneer het gedetecteerde veld geen vervorming

vertoont.

Figuur 19: traceerlijn met weinig vervorming

4. Wanneer andere velden op een of andere manier

voor interferentie zorgen, zal de door die velden

veroorzaakte vervorming worden weerspiegeld

door het onscherp worden van de traceerlijn. Dat

wijst de gebruiker erop dat de schijnbare as van

de leiding beïnvloed kan zijn door andere velden,

en een zorgvuldige analyse vereist. Hoe meer het

gedetecteerde veld vervormd is, hoe breder de “mist”

rondom de traceerlijn zal zijn.

De traceerlijn heeft drie belangrijke functies. Ze geeft

de plaats en de richting aan van het opgespoorde

signaal. Ze weerspiegelt veranderingen in de richting

van de doelleiding – bijvoorbeeld wanneer de leiding

een bocht maakt. En ze helpt bij het herkennen van

signaalvervorming. Dat doet ze door onscherp te

worden wanneer de vervorming toeneemt.

Figuur 20: traceerlijn met veel vervorming

Gebruik de geleidingspijlen, het nabijheidsnummer,

de signaalsterkte en de traceerlijn als leidraden bij de

leidingopsporing. Deze gegevens worden gegenereerd

op basis van afzonderlijke signaaleigenschappen om de

gebruiker te helpen bij het bepalen van de kwaliteit van de

lokalisering. Een door een leiding uitgezonden onvervormd

signaal is het sterkst vlak boven die leiding. (Opmerking:

in tegenstelling tot de signaaltraceerlijnen vereisen de

geleidingspijlen dat de gebruiker de plaatsbepaler zo oriënteert

dat de geleidingspijlen 90 graden naar de signaaltraceerlijn

wijzen. (Zie figuur 21).

5. Noteer dat een onvervormde lijn altijd eerder scherp

dan onscherp zal zijn op het display, en dat het

begeleidende geluid geen storing zal vertonen.

6. Het vertrouwen in de accuraatheid van een

lokalisering kan worden verhoogd door het

nabijheidssignaal (en/of de signaalsterkte) te

maximaliseren, door de geleidingspijlen uit te

balanceren en door de traceerlijn op het scherm

te centreren. Bevestig een lokalisering door te

controleren of de gemeten diepte stabiel en redelijk

is. (Zie pagina 93.)

Figuur 21: plaatsbepaling met grote waarschijnlijkheid

WAARSCHUWING: Kijk uit voor signaalinterferentie die

tot onnauwkeurige aflezingen kan leiden. De traceerlijn

geeft de positie van de ondergrondse leiding alleen

maar correct weer als het veld ONVERVORMD is. Baseer

een plaatsbepaling dan ook NIET uitsluitend op de

traceerlijn.

Contracheck de plaatsbepaling altijd door u ervan te

vergewissen dat:

• de traceerlijn weinig of geen vervormingsrespons

vertoont (onscherpte).

• het nabijheidssignaal en de signaalsterkte pieken

wanneer de traceerlijn door het kaartmidden loopt.

• de gemeten diepte voldoende toeneemt wanneer

het toestel omhoog wordt bewogen en de traceerlijn

en de traceerlijn correct uitgelijnd blijft.

Aflezingen van gemeten diepten moeten worden

beschouwd als schattingen, en de werkelijke diepten

moeten los daarvan worden gecontroleerd door het

maken van gaten of andere middelen alvorens het graven

aan te vatten.

Zoals steeds bestaat de enige manier om zekerheid te

hebben over de positie van een leiding erin de leiding fysisch

bloot te leggen. De accuraatheid van de positiebepaling en

dieptemeting neemt toe naarmate de onderste antennebol

van de SR-20 dichter bij de doelleiding wordt gehouden.

Door de gemeten diepte en de bepaalde positie tijdens

Traceerlijn

Traceerlijn

Traceerlijn