beautypg.com

Pfannenberg DTI 6x01 User Manual

Page 30

background image

085 408 121a

30/60

NL

- kabeldiameter: 0,5 . 2,5 mm², resp. AWG20-AWG14 (bij de

keuze van de kabeldiameters dienen de relevante bepalingen in

acht te worden genomen!)

7) Koelapparaat op elektriciteit aansluiten. (zie hoofstuk 8.4).

8.4 Elektrische aansluiting

Oppassen!


• Het koelaggregaat moet met een scheidingstransformator op het

net aangesloten worden. De scheidingsschakelaar voor het

aggregaat moet van een type zijn met een gespecificeerde

contactopening van 3 mm (in uitgeschakelde toestand).

• Een temperatuurregelaar op de voedingszijde van het

koelaggregaat is niet toegestaan.

• De lijnbeveiligingsautomaat moet overeenkomen met de

specificaties die op het typeplaatje vermeld zijn.

• De elektrische aansluiting en de eventuele werkzaamheden aan

het systeem mogen uitsluitend door vakmensen uitgevoerd

worden.

Voedingsaansluiting (net):

De netspanning en de netfrequentie moeten overeenkomen met de

nominale waarden zoals die op het typeplaatje vermeld zijn.
• Het leggen van de aansluitleiding veronderstelt geen bijzondere

vereisten

Oppassen! Beschadiging van het koelaggregaat door

overspanning.
Betreft koelapparaten voor nominale spanning 400 V/460 V.
Optioneel kunnen enkele apparaten, afwijkend van de

standaard (400 V/460 V), aan een andere nominale

spanning worden aangesloten (Spanningsbereik zie bijlage).

De toevoerleiding op de primaire zijde van de transformator

moet daarvoor omklemd worden.

Oppassen! Door een verkeerde draairichting kan het

koelaggregaat beschadigd worden.
Controleer

voor

de

inbedrijfstelling

van

een

draaistroomapparaat de draairichting van het draaiveld, om

een vernietiging van de compressor te verhinderen. De

draairichting moet rechts (met de wijzers van de klok) zijn.

De correcte aansluittoewijzing wordt door een brandende

LED in het aansluitbereik weergegeven. Bij knipperende of

uitgaande LED moet de aansluittoewijzing gecontroleerd

worden.

Deurcontact:

Het deurcontact wordt vanuit het koelapparaat van een lage

spanning (<20V, 20 mA) voorzien.
• Om storingsinvloeden te vermijden, wordt aangeraden een

afgeschermde kabel met paarsgewijs ineengedraaide leidingen

te gebruiken. Het scherm kan eenzijdig aan de PE-klem, die

daarvoor voorzien is op het koelapparaat, aangesloten worden.

• Als het gebruik van afgeschermde kabels niet mogelijk is, moet

er bij het leggen van de kabels op gelet worden, dat deze niet in

directe nabijheid van potentiële storingsbronnen (bijv.

voedingsleidingen,

componenten

met

verhoogde

elektromagnetische straling) gelegd worden.

Oppassen! Er mag geen externe spanning aangelegd

worden.
Indien er geen deurcontactschakelaar wordt gebruikt,

moeten de aansluitcontacten worden overbrugd.

Verzamelstoringsmelding:

Om de storingsmeldleidingen aan te sluiten staan 2

aansluitcontacten ter beschikking (zie aansluitschema op de

achterzijde

van

de

behuizing).

Het

leggen

van

de

storingsmeldleiding veronderstelt geen bijzondere vereisten.

Oppassen! Het contact mag met max. 230V, 1A belast

worden.

Multimaster:

(Optioneel, enkel voor apparaten met multi

controller)

Om de Multimasterleidingen aan te sluiten, staan telkens 2

aansluitcontacten (aan de kant van de ingang en de uitgang) ter

beschikking (zie aansluitschema aan de achterzijde van de

behuizing).
De contacten worden uit het koelapparaat met een lage spanning (<

20V, 20mA) gevoed.

Oppassen! Er mag geen externe spanning aangelegd

worden.

• Om storingsinvloeden te vermijden, wordt aangeraden,

afgeschermde kabels met paarsgewijs ineengedraaide leidingen

te gebruiken. De kabelafschermingen kunnen aan beide zijden

aan de te verbinden koelapparaten gelegd worden (PE-

klemmen).

• Als het gebruik van beschermde kabels niet mogelijk is, moet er

bij het leggen van de kabels op gelet worden, dat deze niet in

directe nabijheid van potentiële storingsbronnen (bijv.

voedingsleidingen,

componenten

met

verhoogde

elektromagnetische straling) gelegd worden.

• Er mogen maximaal 20 apparaten via de bus bediend worden.

Schema van de Multimasterbedrading:

Voor meer informatie zie ook het hoofdstuk 10.8 (Multimaster – bus)

9 Voorwaarden voor een juist gebruik

• De spanning mag niet meer dan ± 10 % van de gespecificeerde

spanning afwijken.

De frequentie mag niet meer dan ± 3 Hz van de gespecificeerde

waarde afwijken.

• De omgevingstemperatuur moet onder 55°C (opties: zie bijlage)

liggen.

• Het apparaat mag slechts gebruikt worden in omstandigheden

waar het in staat is om het gevraagde koelvermogen op te

brengen.

• Er mag uitsluitend met het voorgeschreven koelmiddel gewerkt

worden.

• Er mag uitsluitend van originele fabrieksonderdelen gebruik

gemaakt worden.

10 Inbedrijfstelling en functie

10.1 Algemeen

Het koelapparaat is met een elektronische besturing uitgerust. Met

behulp van een temperatuursensor wordt de temperatuur van de

aangezogen binnenlucht van de schakelkast vastgelegd. Met behulp

van een codeerschakelaar op de besturingsprintplaat kunnen

verschillende gewenste temperaturen van de schakelkast alsook de

bovenste grenstemperaturen ingesteld worden (zie afzonderlijke

bijlage). Bij apparaten met multicontroller gebeurt de instelling

d.m.v. een USB-kabel en de configuratiesoftware ECoolPLANT

inclusief USB-driversoftware.
Het overschrijden van de grenstemperatuur leidt tot een

storingsmelding. Bij apparaten met multi controller kan bovendien

een onderste grenstemperatuur bewaakt worden.

Oppassen!
De omgevingstemperatuur en de temperatuur in de

schakelkast moeten in overeenstemming zijn met de

gespecificeerde waarden op het merkblad.

This manual is related to the following products: