Zelf storingen verhelpen – Pioneer DJM-600 User Manual
Page 106
106
Du/Sp
ZELF STORINGEN VERHELPEN
Onjuist uitgevoerde bewerkingen worden vaak voor defecten of storingen aanzien. Als u denkt dat er werkelijk iets mis is met dit toestel,
moet u eerst onderstaande punten controleren. Soms moet de oorzaak van het probleem bij een ander toestel worden gezocht. U moet
dus alle aangesloten elektrische apparaten controleren.
Indien het probleem, zelfs na controle van onderstaande punten, niet kan worden opgelost, moet u met uw verkoper of dichtsbijzijnde
PIONEER service center contact opnemen.
Probleem
Mogelijke Oorzaak
Maatregel
Het toestel staat niet onder
spanning.
Er is weinig of geen geluid.
Het geluid is vervormd.
De kruisfader werkt niet.
De cd-speler wordt niet
door de fader gestart.
De effecten zijn niet
hoorbaar.
Het geluid van de externe
effector is vervormd.
De BPM-waarde kan niet
worden gemeten.
De gemeten BPM-waarden
zien er vreemd uit.
De gemeten BPM-waarde
verschilt van de op de cd
aangegeven waarde.
De PHONO 3 ingang van CH-
4 kan niet worden gebruikt.
÷ De stroomkabel is niet aangesloten.
÷ De ingangkeuzeschakelaar staat in de
verkeerde stand.
÷ De aansluitkabel werd onjuist aangesloten of
is losgeraakt.
÷ De contactbus of de plug is niet schoon.
÷ De volumeknop voor het hoofdgeluid
(MASTER LEVEL ATT.) op de achterkant staat
in een te lage stand.
÷ Het volume van het hoofdgeluid staat te
hoog.
÷ Het ingangsniveau is te hoog.
÷ ASSIGN A en B staan niet in de juiste stand.
÷ De faderstartschakelaar staat uit.
÷ De contactbus op de achterkant die de speler
moet besturen werd niet verbonden.
÷ De effect/sampler-keuzeschakelaar staat niet
op de juiste stand.
÷ De effect/sampler-parameter 2 knop staat in
de laagste stand (MIN.).
÷ Het ingangsniveau van de externe effector is
te hoog.
÷ Het ingangsniveau is te hoog of te laag.
÷ Voor sommige muziekstukken kan de BPM-
waarde niet worden gemeten.
÷ Omdat er verschillende methodes bestaan
om de BPM-waarde te meten, kunnen de
resultaten lichtjes verschillen.
÷ Er werd een hulpmicrofoon aangesloten.
÷ Sluit de stroomkabel op het stopcontact aan.
÷ Zet de ingangkeuzeschakelaar op het actieve
toestel.
÷ Sluit hem goed aan.
÷ Maak schoon en sluit opnieuw aan.
÷ Regel de volumeknop voor het hoofdgeluid
(MASTER LEVEL ATT.) op de achterkant.
÷ Regel de volumeknop voor het hoofdgeluid
(MASTER LEVEL ATT.) op de achterkant.
÷ Regel deTRIM-knop zodanig dat het
ingangsniveau op de piekniveaumeter in de
buurt van 0 dB komt te staan.
÷ Stel de ASSIGN-schakelaars in op de juiste
kruisfaderbron.
÷ Zet de faderstartschakelaar op ON.
÷ Sluit het toestel met behulp van de
stuurkabel op de cd-speler aan.
÷ Kies het juiste kanaal waarop de effecten
moeten worden toegepast.
÷ Regel de effect/sampler-parameter 2 knop.
÷ Verlaag het uitgangsniveau van de externe
effector of regel het retourniveau met de
effect/sampler-parameter 2 knop.
÷ Regel deTRIM-knop zodanig dat het
ingangsniveau op de piekniveaumeter in de
buurt van 0 dB komt te staan.
÷ Regel de ingangsniveaus van de andere
kanalen op een waarde dichtbij 0 dB.
÷ Druk op de TAP-schakelaar en stel de BPM-
waarde handmatig in.
÷ Geen maatregelen nodig.
÷ Verwijder de hulpmicrofoon.
Door statische elektriciteit of andere externe invloeden kunnen er storingen in het toestel optreden. Schakel de stroom uit en daarna in om
het toestel weer normaal te kunnen gebruiken.
Du