beautypg.com

Verhelpen van storingen, Nederlands – Pioneer DJM-800 User Manual

Page 105

background image

105

Du

Nederlands

VERHELPEN VAN STORINGEN

Onjuist uitgevoerde bewerkingen worden vaak voor defecten of storingen aanzien. Als u denkt dat er werkelijk iets mis is met dit toestel,
moet u eerst onderstaande punten controleren. Soms moet de oorzaak van het probleem bij een ander toestel worden gezocht. U moet
dus alle aangesloten elektrische apparaten controleren.
Indien het probleem, zelfs na controle van onderstaande punten, niet kan worden opgelost, moet u met uw verkoper of dichtsbijzijnde
PIONEER service center contact opnemen.

VERHELPEN VAN STORINGEN

Bij statische elektriciteit of andere externe interferentie kunnen er storingen in het apparaat optreden. Om de normale werking te herstellen,
schakelt u het apparaat uit en dan weer in.

Storing

Geen stroom.

Geen geluid of het geluidsvolume is
erg laag.

Microfoongeluid is niet in de
BOOTH uitvoer hoorbaar.

Geen digitale uitvoer.

Geluid is vervormd.

Kruisfader werkt niet.

Faderstart met de CD-speler is niet
mogelijk.

Effecten werken niet.

Externe effector werkt niet.

Geluid van externe effector is
vervormd.

BPM kan niet gemeten worden.
Gemeten BPM-waarde is niet juist.

Gemeten BPM-waarde verschilt van
de waarde die op de CD staat.

MIDI sequencer kan niet
gesynchroniseerd worden.

Mogelijke oorzaak

÷ Het netsnoer is niet aangesloten.
÷ De ingangskeuzeschakelaar staat in de

verkeerde stand.

÷ De DIGITAL/CD ingangskeuzeschakelaar of

de DIGITAL/LINE ingangskeuzeschakelaar op
het achterpaneel staat in de verkeerde stand.

÷ De aansluitkabels zijn verkeerd aangesloten

of de kabels zitten los.

÷ De aansluitbussen of de stekkers zijn vuil.

÷ De hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar

(MASTER ATT) op het achterpaneel staat op
–12 dB enz.

÷ De MIC SIGNAL schakelaar op het

achterpaneel staat op [CUT].

÷ De bemonsteringsfrequentie (fs) van de

digitale uitgang komt niet overeen met de
specificaties van de aangesloten apparatuur.

÷ Het hoofduitgangsniveau is te hoog.

÷ Het ingangsniveau is te hoog.

÷ De CROSS FADER ASSIGN schakelaar ([A],

[THRU], [B]) is niet juist ingesteld.

÷ De FADER START toets staat op OFF.

÷ De CONTROL aansluiting op het

achterpaneel is niet met de CD-speler
verbonden.

÷ Alleen de CONTROL aansluiting op het

achterpaneel is met de CD-speler verbonden.

÷ De instelling van de effectkanaal-

keuzeschakelaar is verkeerd.

÷ De effectparameter 2 regelaar (LEVEL/

DEPTH) staat op [MIN].

÷ De effectkeuzeschakelaar staat niet op [SND/

RTN].

÷ De effector is niet op de SEND/RETURN

aansluitingen op het achterpaneel aangesloten.

÷ De effectkanaal-keuzeschakelaar is verkeerd

ingesteld.

÷ Het ingangsniveau van de externe effector is

te hoog.

÷ Het ingangsniveau is te hoog of te laag.

÷ De BPM kan bij sommige tracks niet juist

gemeten worden.

÷ Er kunnen verschillen zijn als gevolg van de

BPM detectiemethode die gebruikt wordt.

÷ De synchronisatiemodus van de MIDI

sequencer staat niet op “slave”.

÷ De MIDI sequencer is niet geschikt voor

gebruik met dit apparaat.

Maatregelen

÷ Sluit het netsnoer op een stopcontact aan.
÷ Kies het weergave-apparaat met de

ingangskeuzeschakelaar.

÷ Zet de DIGITAL/CD ingangskeuzeschakelaar of

de DIGITAL/LINE ingangskeuzeschakelaar op
het achterpaneel in de stand die overeenkomt
met het apparaat dat wordt weergegeven.

÷ Corrigeer de aansluitingen.

÷ Maak de aansluitbussen/stekkers schoon

voordat u de aansluitingen maakt.

÷ Stel de hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar

(MASTER ATT) op het achterpaneel juist in.

÷ Zet de MIC SIGNAL schakelaar op het

achterpaneel op [ADD].

÷ Stel de bemonsteringsfrequentie-keuzeschakelaar

op het achterpaneel in overeenkomstig de
specificaties van de aangesloten apparatuur.

÷ Stel de hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER

LEVEL) of de uitgangsverzwakkingsschakelaar
(MASTER ATT) op het achterpaneel correct in.

÷ Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het

ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveau-
indicator.

÷ Stel de CROSS FADER ASSIGN schakelaar voor

het gewenste kanaal correct in.

÷ Zet de FADER START toets op ON.

÷ Verbind de CONTROL aansluiting van het

mengpaneel met een bedieningssignaalkabel
met de CD-speler.

÷ Verbind de CONTROL aansluitingen en ook de

analoge ingangsaansluitingen.

÷ Kies correct het kanaal waarop u de effecten

wilt toepassen.

÷ Stel de effectparameter 2 regelaar (LEVEL/

DEPTH) juist in.

÷ Zet de effectkeuzeschakelaar op [SND/RTN].

÷ Sluit de effector op de SEND/RETURN

aansluitingen op het achterpaneel aan.

÷ Gebruik de effectkanaal-keuzeschakelaar om de

geluidsbron te kiezen waarop u de effecten wilt
toepassen.

÷ Verlaag het uitgangsniveau van de externe

effector.

÷ Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het

ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveau-
indicator.

÷ Stel de andere kanalen eveneens zodanig in dat

het ingangsniveau 0 dB nadert op de
kanaalniveau-indicator.

÷ Tik op de TAP toets om de BPM handmatig in te

stellen.

÷ Er zijn geen maatregelen nodig.

÷ Zet de synchronisatiemodus van de MIDI

sequencer op “slave”.

÷ MIDI sequencers die geen MIDI timingklok

ondersteunen kunnen niet gesynchroniseerd worden.