Reinigingskop inbouwen, Borstels monteren, Zuigbalk monteren – Karcher B 150 R Bp Dose User Manual
Page 59: Werking, Chauffeursstoel instellen, Apparaat inschakelen, Parkeerrem controleren, Rijden, Overbelasting, Bedrijfsstoffen vullen
-
5
Aan de hendel van de rem trekken en
het apparaat bij een aangetrokken hen-
del van het platform schuiven.
of
Intelligent Key insteken.
Veiligheidsschakelaar op „1“ zetten.
Programmaschakelaar op Transport
zetten.
Rijrichtingsschakelaar op „vooruit“ stellen.
Gaspedaal bedienen.
Apparaat van het palet rijden.
Veiligheidsschakelaar op „0“ zetten.
Het inbouwen van de reinigingskop is be-
schreven in het hoofdstuk „Onderhouds-
werkzaamheden“.
Instructie:
Bij bepaalde modellen is de reinigingskop
reeds gemonteerd.
De montage van de borstels is beschreven
in het hoofdstuk „Onderhoudswerkzaam-
heden“.
Zuigbalk zodanig in de ophanging
plaatsen dat de vormplaat boven de op-
hanging ligt.
Vleugelmoeren aanspannen.
Zuigslang plaatsen.
ƽ
GEVAAR
Verwondingsgevaar. Het apparaat niet
zonder veiligheidsdak tegen vallende voor-
werpen gebruiken in bereiken waar de be-
diener eventueel kan worden geraakt door
vallende voorwerpen.
Instructie:
Breng voor een onmiddellijke buitenbedrijf-
stelling van alle functies de veiligheids-
schakelaar in de stand „0“.
Bedien de hendel Stoelverstelling en
schuif de stoel in de gewenste positie.
Hendel stoelverstelling loslaten en stoel
inklikken.
Zitpositie innemen.
Intelligent Key insteken.
Veiligheidsschakelaar op „1“ zetten.
Draai de programmakeuzeschakelaar
op de gewenste functie.
ƽ
GEVAAR
Ongevalgevaar. Voor elke werking moet de
functionaliteit van de parkeerrem op een
vlakke ondergrond gecontroleerd worden.
Zet het apparaat aan.
Rijrichtingsschakelaar op „vooruit“ stel-
len.
Programmaschakelaar op Transport
zetten.
Gaspedaal licht induwen.
De rem moet hoorbaar ontgrendelen.
Het apparaat moet op een vlakke on-
dergrond zacht beginnen te rollen. In-
dien het pedaal losgelaten wordt, ver-
grendelt de rem hoorbaar. Het apparaat
moet buiten werking gesteld worden en
de klantendienst moet geraadpleegd
worden, indien het bovengenoemde
niet zo is.
ƽ
GEVAAR
Ongevalgevaar. Wanneer het apparaat
geen remwerking meer toont, ga dan als
volgt te werk:
Wanneer het apparaat op een helling
met een stijging boven 2% bij het losla-
ten van het gaspedaal niet tot stilstand
komt, mag uit veiligheidsoverwegingen
de veiligheidsschakelaar alleen dan op
„0“ gezet worden, wanneer de mecha-
nische functie van de parkeerrem vol-
gens de voorschriften bij iedere inge-
bruikneming van het apparaat voordien
gecontroleerd werd.
Het apparaat moet bij het bereiken van
de stilstand (op een effen vlakte) buiten
werking gesteld worden en de klanten-
dienst moet geraadpleegd worden!
Bijkomend moeten de onderhoudsin-
structies voor remmen in acht genomen
worden.
ƽ
GEVAAR
Kantelgevaar bij de sterke hellingen.
In rijrichting alleen hellingen tot 10% be-
rijden.
Kantelgevaar bij snel door de bochten rij-
den.
Slipgevaar bij natte bodems.
In bochten langzaam rijden.
Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.
Het apparaat uitsluitend op bevestigde
ondergrond bewegen.
Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.
Dwars op de rijrichting alleen hellingen
tot maximaal 10 % berijden.
Zitpositie innemen.
Intelligent Key insteken.
Veiligheidsschakelaar op „1“ zetten.
Programmaschakelaar op Transport
zetten.
Rijrichting met de rijrichtingsschakelaar
op het bedieningspaneel instellen.
Rijsnelheid bepalen door het bedienen
van het gaspedaal.
Apparaat stoppen: Gaspedaal loslaten.
Instructie:
De rijrichting kan ook tijdens de rit veran-
derd worden. Zo kunnen door meermaals
voor- en achteruit te rijden ook heel matte
plaatsen gepolijst worden.
Bij overbelasting wordt de motor van de
wielaandrijving na een bepaalde tijd uitge-
schakeld. Op het display verschijnt een sto-
ringsmelding. Bij oververhitting van de be-
sturing wordt het betrokken aggregaat uit-
geschakeld.
Apparaat gedurende minstens 15 minu-
ten laten afkoelen.
Programmaschakelaar op “OFF“ draai-
en, even wachten en weer op het ge-
wenste programma draaien.
LET OP
Beschadigingsgevaar. Alleen de aanbevo-
len reinigingsmiddelen gebruiken. Voor an-
dere reinigingsmiddelen draagt de exploi-
tant het verhoogde risico betreffende de
bedrijfszekerheid en het ongevalgevaar.
Uitsluitend reinigingsmiddelen gebruiken
die vrij zijn van oplosmiddelen, zoutzuur en
bijtende zuren.
Veiligheidsinstructies op de reinigingsmid-
delen in acht nemen.
Instructie:
Gebruik geen sterk schuimende reinigings-
middelen.
Reinigingskop inbouwen
Borstels monteren
Zuigbalk monteren
Werking
Chauffeursstoel instellen
Apparaat inschakelen
Parkeerrem controleren
Rijden
Rijden
Overbelasting
Bedrijfsstoffen vullen
Reinigingsmiddel
Gebruik
Reinigings-
middel
Onderhoudsreiniging van
alle waterbestendige vloe-
ren
RM 746
RM 780
Onderhoudsreiniging van
blinkende oppervlakken
(bijv. Granit)
RM 755 es
Onderhoudsreiniging en
basisreiniging van industri-
ele vloeren
RM 69 ASF
Onderhoudsreiniging en
basisreiniging van fijne
stenen tegels
RM 753
Onderhoudsreiniging van
stenen in de sanitaire sector
RM 751
Reiniging en ontsmetting
in de sanitaire sector
RM 732
Reiniging van alle alkalibe-
stendige vloeren (bijv.
PVC)
RM 752
Reiniging van linoleum-
vloeren
RM 754
59
NL