beautypg.com

Caleffi 575 User Manual

Page 5

background image

5

Le disconnecteur est constitué de deux clapets de retenue (4) et (5), d’une zone

intermédiaire (B) et d’un clapet de décharge (3).

En fonctionnement normal, l’eau, entre dans le disconnecteur, ouvre le clapet

amont (4) et simultanément, à travers la canalisation (1), pousse sur la membrane

(2) entrainant la fermeture du clapet de décharge (3) et l’ouverture du clapet aval

(5). La pression dans la zone intermédiaire, dans les conditions de fonctionnement

est toujours inférieure d’au moins 1.4 m CE à la pression amont. Cette

différence de pression (

∆p), entre les zones amont (A) et intermédiaire (B), peut

être dite de sécurité car en cas d’avarie, de dépression du réseau amont ou de

contre-pression du réseau aval, l’ouverture du clapet de décharge s’effectue

lorsque la pression amont est encore supérieure à celle de la zone intermédiaire

d’au moins 1.4 m CE.

N.B. - Pour un bon fonctionnement, il est nécessaire de purger l'air présent

au-dessus de la membrane en dévissant la vis de purge (6) (disconnecteurs

filetés uniquement).

De terugstroombeveiliging is opgebouwd uit twee terugslagkleppen (4) en (5), een

kamer die "verminderde-drukzone" (B) wordt genoemd en een hierop aangesloten

afvoerklep (3). Wanneer er water in de terugstroombeveiliging komt, opent dit de

bovenstroomse

terugslagklep.

Het

water

drukt

tegelijkertijd

via

het

overstroomkanaal (1) op het membraan (2) dat via de stang de afvoerklep sluit en

dus de benedenstroomse terugslagklep opent. De druk in de middelste kamer is

in normale bedrijfsomstandigheden door een voorgecalculeerd drukverlies op de

eerste terugslagklep altijd minstens 140 mbar (1,4 m waterkolom) lager dan de

bovenstroomse druk.

Dit drukverschil

∆p tussen de bovenstroomse zone (A) en de middelste zone (B)

is ingelast als veiligheidsmaatregel omdat in geval van beschadiging of onderdruk

de afvoerklep wordt geopend wanneer de bovenstroomse druk nog minstens 140

mbar hoger is dan de druk in de middelste zone. Bovendien verhindert de door

de drukveer bewogen veiligheidsdichting in geval van schade aan het membraan

het terugstromen van het bovenstroomse water via het overstroomkanaal. Bij een

doeltreffend functionerend apparaat kan dus geen water terugstromen van de

middelste zone naar de bovenstroomse zone, zelfs niet indien de

terugslagkleppen niet volledig waterdicht zijn. In dit geval zou er uit de afvoer

overigens water lekken door verstoring van het

∆p-evenwicht tussen de twee

zones.

N.B. - Voor een goede werking van het apparaat moet de lucht uit het gedeelte

boven het membraan verwijderd worden via de ontluchtingsschroef (6).

Återströmningsskyddet består av två backventiler (4) och (5), en mellanliggande

kammare även kallad den tryckreducerade zonen (B) och en dräneringsventil (3)

ansluten till kammaren. Inkommande vatten öppnar uppströms backventil och

verkar samtidigt, genom kanal (1) på membranet så att dräneringsventilen stängs.

Nedströms backventil öppnar. Trycket i den mellanliggande kammaren

understiger alltid under normal drift trycket uppströms med minst 140 mbar (1,4

mvp) på grund av tryckfallet över den första backventilen. Denna tryckskillnad

Δp

säkerställer att dräneringsventilen öppnar vid tryckfall uppströms eller fel i

systemet nedströms redan när tryckskillnaden minskat till 140 mbar. Om

membranet skadas öppnar säkerhetsfjädern utloppsventilen och förhindrar vatten

att strömma bakåt. Vatten kan således aldrig strömma från den mellanliggande

zonen till zonen uppströms. Om backventilerna har skador på tätningsytorna

märks detta genom att vatten droppar från dräneringsventilen.

Anm: För korrekt funktion måste återströmningsskyddet luftas med hjälp av

luftningsskruven (6).

This manual is related to the following products: