Benaming en functie van de bedieningsorganen – Pioneer DJM-700-S User Manual
Page 115
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN
11
Du
Nederlands
33 MIDI ON/OFF toets
Voor het in/uitschakelen (ON/OFF) van de MIDI uitgangsfunctie
(exclusief de timingklok). Bij het inschakelen van het apparaat
komt deze functie op OFF te staan.
34 MIDI start/stoptoets (MIDI START/STOP)
Voor het uitvoeren van het START/STOP signaal voor de MIDI
bedieningsfunctie (zie blz. 21).
Wanneer deze toets geactiveerd wordt, zal het [
MIDI START
(STOP)
] bericht gedurende 2 seconden op het display verschijnen.
MIDI SNAP SHOT:
Als de
MIDI START/STOP
toets ingedrukt wordt gehouden, zal er
een momentopname naar het externe MIDI apparaat worden
gestuurd.
35 BPM meetmethodetoets (AUTO)
Voor het omschakelen tussen de AUTO en TAP instelling voor de
BPM meetmethode. Wanneer de [
AUTO
] indicator op het display
oplicht, zal de BPM automatisch worden gemeten.
36
TAP
toets
De BPM wordt berekend op basis van de intervallen waarop de
TAP
toets wordt ingedrukt. Als in de AUTO stand op de
TAP
toets
wordt gedrukt, zal de meetmethode automatisch overschakelen
naar de TAP meetmethode (handmatige invoer).
37 MANUAL/EFFECT frequentiefiltertoets.
Gebruik deze toets om tussen het handmatige filter en het
effectfrequentiefilter om te schakelen.
Bij het inschakelen van het apparaat wordt het
effectfrequentiefilter ingesteld en licht de indicator van de toets
op. Wanneer het handmatige filter wordt gekozen, dooft de
indicator van de toets.
38 Instelregelaar voor handmatig filter (FREQUENCY)
Gebruik deze regelaar om de afsnijfrequentie van het gekozen filter
in te stellen.
39 Effectkeuzeschakelaar (DELAY, ECHO, TRANS, FILTER,
FLANGER, PHASER, REVERB, ROBOT (ROBOT VOCODER),
CRUSH, ROLL, REVERSE (REVERSE ROLL), UP (UP ROLL),
DOWN (DOWN ROLL), SND/RTN (SEND/RETURN))
Gebruik deze schakelaar om het gewenste effect te kiezen (blz. 16).
Wanneer een externe effector op de
SEND
en
RETURN
aansluitingen is aangesloten, zet u de schakelaar op [
SND/RTN
].
40 Effectkanaal-keuzeschakelaar (1, 2, 3, 4, MIC, CF.A, CF.B,
MASTER)
Gebruik deze schakelaar om het kanaal te kiezen waarop de
effecten worden toegepast (blz. 18). Wanneer [
MIC
] wordt
gekozen, zullen de effecten op microfoon 1 en microfoon 2 worden
toegepast.
41 Effectparameter 1 regelaar [TIME (PARAMETER 1)]
Voor het instellen van de tijdparameter voor het gekozen effect (blz.
18, 20) (Bij sommige effecten wordt deze regelaar voor andere
instellingen dan de tijdparameters gebruikt.)
• Als de
TIME
regelaar wordt rondgedraaid terwijl de
TAP
toets
ingedrukt wordt gehouden, kan handmatig een directe BPM
worden ingesteld.
• Als de
TIME
regelaar wordt rondgedraaid terwijl de
TAP
toets en
de
AUTO/TAP
toets ingedrukt worden gehouden, kan de BPM
in eenheden van 0,1 worden ingesteld.
42 Effectparameter 2 regelaar [LEVEL/DEPTH (PARAMETER 2)]
Voor het instellen van de kwantitatieve parameters voor het
gekozen effect (blz. 18, 20).
43 Effecttoets/indicator (ON/OFF)
Voor het in/uitschakelen van het gekozen effect (blz. 18). Bij het
inschakelen van het apparaat komen de effecten op OFF te staan.
Wanneer de effecten op OFF staan, licht de indicator van de toets
op. Als de effecten geactiveerd worden (ON), begint de toets te
knipperen.
44 Display
Zie het volgende gedeelte voor verdere informatie.
DISPLAY
1
Effectdisplay-gedeelte
Het tekstdisplay (zeven tekens) toont de naam van het effect zoals
hieronder is aangegeven. Wanneer een van de
bedieningshandelingen wordt uitgevoerd die is aangegeven in de
tabel, zullen de bijbehorende tekens twee seconden getoond
worden, waarna het display weer de oorspronkelijke effectnaam
aangeeft.
2
Kanaalkeuzedisplay-gedeelte
De instelling die gekozen is met de effectkanaal-keuzeschakelaar
licht op.
3
Parameterdisplay-gedeelte
AUTO/TAP:
[
AUTO
] licht op wanneer de BPM meetmethode op AUTO is
ingesteld en [
TAP
] licht op wanneer de BPM meetmethode op
handmatig (TAP) is ingesteld.
BPM tellerdisplay
(3 cijfers)
:
In de AUTO stand wordt de automatisch gedetecteerde BPM
waarde aangegeven. Als de BPM telling niet automatisch
gedetecteerd kan worden, knippert de voorheen gedetecteerde
waarde op het display. In de handmatige (TAP) stand wordt de
BPM waarde aangegeven die is opgegeven via TAP invoer enz.
BPM:
Brandt voortdurend.
MIDI:
Geeft de ON/OFF status van de MIDI uitgangsfunctie aan.
• Licht op wanneer de MIDI uitgangsfunctie op ON staat.
• Licht niet op wanneer de MIDI uitgangsfunctie op OFF staat.
Parameter 1 display
(5 cijfers)
:
Dit display toont de parameters die voor elk effect van toepassing
zijn. Wanneer de beat-keuzetoetsen (
BEAT
,
) worden
ingedrukt, zal de bijbehorende meervoudige beat-verandering voor
twee seconden worden getoond. Als de beat-keuzetoetsen (
BEAT
,
) gebruikt worden voor het opgeven van een waarde die
buiten het parameterbereik valt, zal het huidige nummer
knipperen maar niet veranderen.
Eenheid-display (%/ms):
Licht op overeenkomstig de eenheid die voor elk effect wordt
gebruikt.
Bedieningshandeling
Display
Bij MIDI start
START
Bij MIDI stop
STOP
MIDI snapshot
SNAP
Wanneer de MIDI uitgangsfunctie is
ingeschakeld
MIDI On
Wanneer de MIDI uitgangsfunctie is
uitgeschakeld
MIDIOff
A B M
MIDI
BPM
%
mS
1 2 3 4
AUTO
TAP
1
2
3
4
05_DJM-700_DU.book 11 ページ 2007年7月10日 火曜日 午後8時44分