Enerpac HPT-Series User Manual
Page 23
23
Figuur 2, Pompkenmerken en -componenten
Sleutel:
1 – Koppeling
2 – Manometer
3 – Knop Drukontlastventiel
4 – Hendel Borgpen
5 – Hendel
6 – Ventilatie/Vuldop
6
3
1
4
5
2
Laat een onder druk gebracht systeem nooit zonder toezicht
achter. Indien u de werkplek dient te verlaten, neem de druk dan
weg en zorg er voor dat het drukontlastventiel (tank-retour) op de
pomp volledig geopend is.
Lees, begrijp, en volg de instructies van de producent wanneer
u gebruik maakt van gereedschap voor boutverbindingen,
zoals hydraulische moeren en voorspancilinders. Volg alle
veiligheidsvoorzieningen en risicoaanbevelingen
4.0 SPECIFICATIES
Voor pompspecifi caties wordt verwezen naar Tabel 1 op de
laatste bladzijde van dit document
5.0 WERKING
1. Ontgrendel de borgpen van de hendel onder de stang.
2. De pomp kan gebruikt worden als een al of niet geventileerde
pomp. Plaats de ventilatie/vuldop van het reservoir in de
gewenste positie.
WAARSCHUWING: Zorg er voor dat u nooit boven de
pomphendel staat. Het is mogelijk dat de pomphendel
“terugslaat”. Ga altijd aan de zijkant van de pomp staan,
en ga nooit staan in de werkrichting van de pomphendel.
3. Open het drukontlastventiel van de pomp door de knop
tegen de richting van de klok in te draaien. Zet de pomp in
werking door zes of meer volledige slagen te gebruiken om
lucht uit het pompcircuit te purgeren.
4. Open de ventilatie/vuldop van het reservoir en controleer het
oliepeil. Vul het reservoir (enkel met Enerpac-olie) tot aan het
merkteken op de einddop. Vul het reservoir NOOIT met te
veel olie.
OPMERKING: De pompen uit de HPN- en de HPT-reeks hebben
een bruikbare oliecapaciteit van 2540 cm³ [155 cu. in].
5. Sluit het drukontlastventiel door de knop in de richting van
de klok te draaien.
OPMERKING: Het drukontlastventiel is ontworpen om enkel
met de hand gesloten te kunnen worden. Het gebruik van
gereedschap om het ventiel te sluiten kan leiden tot schade aan
het ventiel en/of aan de ventielzitting.
6. De pomp kan bediend worden uit de horizontale of uit de
verticale positie.Indien de pomp in verticale positie wordt
gebruikt, dient de hogedruk-aansluiting en pomphuis naar
benenden gericht te zijn.
•
•
7. De pompen uit de HPN- en de HPT-reeks zijn tweetraps
pompen. De overgang van de eerste naar de tweede trap
gebeurt automatisch wanneer de systeemdruk ongeveer 14
bar bereikt. Om de hendelkracht bij hogere druk te beperken,
kan men gebruik maken van korte slagen.
OPMERKING: Neem de samendrukbaarheid van de olie in acht
tijdens het ontwerp van een systeem. Bij toepassingen onder
lage druk zal de samendrukbaarheid van de olie verwaarloosbaar
zijn, doch bij toenemende druk zal de olie samengedrukt worden
aan ongeveer ½% per 70 bar.
5.1 Ontlastventielinstelling
Alle pompen uit de HPN- en de HPT-serie zijn voorzien van een
in de fabriek ingesteld drukontlastventiel om systeemoverdruk te
voorkomen. Dit ventiel is niet door de gebruiker instelbaar.
WAARSCHUWING: Probeer niet om het interne
drukontlastventiel opnieuw in te stellen of buiten werking
te stellen. Ernstig persoonlijk letsel en/of schade aan de
uitrusting zouden daar het resultaat van kunnen zijn.
5.2 Verwijdering van lucht
Verwijder gevangen zittende lucht uit het circuit zoals wordt
beschreven in de hierna volgende stappen:
1. Beweeg de ventilatie/vuldop van het reservoir naar de
“ventilatie”positie.
2. Sluit het drukontlastventiel van de pomp door de knop in de
richting van de klok te draaien.
3. Positioneer de pomp hoger dan de hydraulische moer of
voorspancilinder. Wees er zeker van dat het zuigereinde zich
ONDERAAN bevindt.
4. Stel de pomp in werking om de hydraulische moer of
voospancilinder volledig uit te sturen. Zorg er voor dat de
maximum slag van de moer of voorspancilinder niet wordt
overschreden.
5. Open het drukontlastventiel om de hydraulische moer
of voorspancilinder terug te laten lopen Oefen, indien
nodig, enige kracht uit om de terugloop te helpen. Dit zal
er voor zorgen dat de gevangen zittende lucht naar het
pompreservoir wordt verplaatst.
6. Herhaal stap 5 naar behoeven om alle gevangen zittende
lucht uit het hydraulisch circuit te verwijderen.