ABUS BW8090 Xevox 360 VdS - Manual (Page 3)

5IN2000SDE
NEDERLANDS
Installatie instructies XEVOX 360 0 VdS
Plaatsen van de detector
Voor de montage van de detector dient u de volgende punten in acht te
nemen:
•Kies een plek vanwaar de detectie van een persoon door de
bewegingsdetector in geval van een inbraak het best kan plaatsvinden.
•Bevestig de detector in het centrum van het bereik, dat moet worden
beveiligd.
•Richt de deteciesectoren op de grond.
•Vermijd een te kleine afstand tot radiatoren, verwarmings- of koelbuizen
of ventilatieopeningen van airconditionings.
•Plaats de detector niet op plekken in de buurt van ramen, die aan direct
zonlicht of tocht zijn blootgesteld.
Installatie-instructies
1. Open het huis doordat u het onderdeel met de rechte hand vasthoudt
een de deksel met de andere hand met de wijzers van de klok mee draait.
Fig. 1
Opmerking: Vermijd elk contact met het IR-element
.
2. Open de vereiste montage- en kabelgaten.
3. Steek de kabel door de kabeltoevoeropeningen (vanaf de buitenkant
van de eenheid) in het huis en bevestig de detector op het plafond.
Let op, dat aansluitingen op de PCB in richting van de langere detectie-
bereiken (13m of 8m) wijzen, terwijl de overkanten op de kleinere bereik
van de ellipsvormige detectiebereik zijn toegekeerd (Fig. 2)
4. Maak de kabelbinder onmiddelbar voor de kabeltoevoeropening in het
binnenkant van het behuizing aan de kabel vast.
5. Verbind de draden met de aansluiting (Fig. 3).
6. Sluit de opening van de kabeltoevoeropeningen af met silicon ter
bescherming tegen stof en insecten.
7. Schroef bij VdS-installatie deksel en onderdeel met de meegeleverde
schroef dicht. Let op, dat de twee gaten over elkaar liggen.
Gebruik en instelling
Instelling van de impulsteller:
De impulsteller regelt het aantal impulsen, die herkend moeten worden,
voordat de detector het alarmrelais opent. De instelling kan over de DIP
switch (1, 2, 3) worden veranderd. Alleen een switch mag voor een
speciale keuze van een impuls worden geselecteerd. Fabrieksinstelling is 2
impulsen.
Instelling van de LED-weergave/Loop-test:
Kiez volgende DIP switch instellingen:
PULSES:
1
WALK-TEST: ON
Als de deksel is gesloten begint de LED iedere keer bij een detectie te
lichten. Daardoor kan de functie van de LED en de detectiebereik worden
gecontroleerd. Neem hiervoor het diagram in Fig. 2 in acht. Zet na de test
de WALK-TEST-functie weer op OFF, daarmee een inbreker niet herkent
dat hij wordt detecteerd.
Loop-test sturing:
De ingangen voor de loop-test, opslaan en wissen kunnen door plaatsen
van de jumper J3 op +12V (High) of 0V (Low) worden geprogrammeerd.
Let op: De behuizing moet voor het testen zijn gesloten.
Alarmgeheugensfunctie (VdS-versie) (Fig. 4)
De detector XEVOX 360 0 VdS heeft 3 verschillende alarmgeheugen
varianten.Bij VdS installaties stuurt normaal de alarmcentrale de
toestanden van de LED. Als u de geheugensfunctie van het systeem wilt
gebruiken, moet de loop-test stekker op OFF staan.
Volgende geheugensvarianten zijn beschikkbaar:
Variant 1:
- alle detectoren slaan hun alarmvermeldingen op.
- niet te herkennen wat voor een detector als eerst is worden geactiveerd
- afstandbediening van de loop-test-functie door de centrale is niet
mogelijk
Verbind alle geheugens-aansluitingen (MEM) in reeks en sluit deze aan
de uitgang “geheugen” van de centrale aan. Laat de loop-test ingang
geopend. Bij het activeren van de centrale moet de geheugensuitgang van
de centrale een spanning van of +12V (HIGH) of 0V (LOW) hebben.
Overeenkomstig moet de spanning bij het deactiveren van het systeem nu
0V of 12V zijn. De LED van de detectoren, die worden geactiveerd, blijven
UIT (Duisterstuurinrichting), zolang tot het systeem wordt gedeactiveerd.
Het activeren van het systeem schakelt +12V of 0V op de geheugens-
ingang en voert een reset uit.
Variant 2:
- alle detectoren slaan hun alarmvermeldingen op.
- herkenbaar wat voor een detector als eerst is worden geactiveerd
- afstandbediening van de loop-test-functie door de centrale is niet
mogelijk
Volg de installatie van Variant 1, met uitzondering, dat nu alle loop-test-
aansluitingen van de detectoren met elkaar worden verbonden. Deze
aansluitingen mogen niet aan de centrale worden aangesloten. De LED
werkt in dezelfde manier als in Variant 1, maar bij het deactiveren van het
systeem knippert de LED van de medler, die als eerst een beweging heeft
gedetecteerd. De LEDs van alle andere detectoren schijnen stabiel.
Variant 3:
- alle detectoren slaan hun alarmvermeldingen op.
- herkenbaar wat voor een detector als eerst is worden geactiveerd
- afstandbediening van de loop-test-functie door de centrale is mogelijk
Volg de installatie van Variant 2, met uitzondering, dat nu alle loop-test-
aansluitingen op een centrale uitgang moeten worden aangesloten. Deze
uitgang moet als nodig +12V of 0V ter beschikking stellen. De LEDs van
de detectoren werken als al in Variant 2 beschreven. Maar nou kunt u
tijdens het deactiveren van het systeem de loop-test-aansluitingen met
12V of 0V voorzien (door toetsenbord commandos). Daardoor sckakeln de
detectoren iedere tijd AAN/UIT als iemand wordt gedetecteerd. De reset
gebeurt op de gelijke manier als in Variant 1.
Opmerking: Als de loop-test van Variant 3 wordt gebruikt , wordt de
geheugen niet gewist. Wanneer de loop-test door uitschakelen van 12V of
0V aan de loop-test-ingang wordt beeindigd, herhaald de LED van de
detector exact de weergave, die ze heeft gehad voor de loop-test wordt
geactiveerd. Let u op dat alleen het opnieuwe activeren van het
alarmsysteem het geheugen weer terugzet. Als de loop-test-stekker op ON
staat, schijnt de LED iedere keer bij een detectie. De loop-test en MEM
mogen in geen geval worden aangesloten, als u alleen deze functie wilt
gebruiken. De twee aansluitingen kunnen blijven geopend.
Technische gegevens:
werksspanning: 9-16V DC (nom.12VDC)
stroomopname: 9,5mA bij 12V
alarmcontacten: NC, 0,5A, 24VDC max.
sabotagecontacten: NC, 0,5A, 24VDC max.
detectiesnelheid: 0,1m – 4m/sec.
ripple: 1Vss max. stroomfrequenies
Detectiebereik(4m, hoogte): tot Ø13m bij 110 0 resp. 8,7bij 72 0
Detectiebereik(2,8m, hoogte): tot Ø8m bij 110 0 resp. 5,2 bij 72 0
impulsteller: 1,2,3 (DIP switch)
pyroelement: Lunar Pro duaal element
alarmduur: min. 1 seconde
bedrijfstemperatuur: -10 0 tot +55 0 C
opslagtemperatuur: -20 0 C tot +60 0 C
afmetingen ( Ø, H): 135mm, 26,5mm, 112g
VdS-klas B G 10525
DANSK
Fig. 3:
A: aansluitingen/ Tilslutningsterminal
B: tamper-contact/ Sabotagekontakt
C: geleiderbrug geheugen/ Jumper til hukommelse
D: PIR-Element/ Lunar sensor
E: impulsteller/ I DIP-omskifter impulstæller
F: DIP switch loop-test/ DIP-omskifter GÅ-TEST
G: LED
Aansluitingen/ Tilslutningsterminal (A)
1 loop-test/
GÅ-TEST
2 geheugen/ Hukommelse
3 vrij/ fri
4&5 tamper/Sabotage
6 vrij/
fri
7&8 alarm
9&10
spanningstoevoer/ Spændingsindgang (GND, +12V)
Betjeningsvejledning XEVOX 360 0 VdS
Placering af melderen
Inden melderen monteres, bør du tage højde for de følgende punkter:
x Vælg det sted, der er bedst egnet til registrering af en person med
bevægelsesmelderen i tilfælde af et indbrud.
x Fastgør melderen i midten af området, der skal afsikres.
x Ret melderens registreringssektorer ind i forhold til gulvet.
x Undgå at placere melderen umiddelbart i nærheden af radiatorer,
varme- eller kølerør eller ventilatorudgange på klimaanlæg.
x Placér ikke melderen i nærheden af vinduer, der er udsat for direkte
sollys eller træk.
Installationsanvisninger
1. Åbn huset, idet du holder fast i melderens grundplade og med den
anden hånd drejer dækslet med uret.
Fig. 1
Anmærkning: Undgå enhver berøring af det infrarøde element.
2. Åbn de nødvendige montage- og kabelhuller på melderens underdel.
3. Stik kablet ind gennem kabelindføringerne (fra ydersiden af enheden)
ind i huset og fastgør melderen på det beregnede sted.
Vær opmærksom på, at tilslutningsterminalerne på printkortet skal pege i
retning mod de længere registreringsområder (13 m eller 8 m), mens de
modsatte sider vender hen mod det smallere område af det ellipseformede
registreringsområde (fig. 2).
4. Fastgør trækaflastningen (kabelbinderne) på ledningen indvendigt i
huset, så kablet ikke længere kan trækkes ud af huset.
5. Forsegl åbningen af kabelindføringerne med silikone for at beskytte
dem mod støv og insekter.
6. Forbind trådene med tilslutningsterminalerne (fig. 3).
7. Skru dækslet sammen med underdelen ved VdS-installation (skruen er
indeholdt i leveringen). Vær opmærksom på, at de to huller ligger over
hinanden.
Drift og justering
Indstilling af impulstælleren: Impulstælleren regulerer antallet af
impulser, der skal registreres, inden melderen åbner alarmrelæet.
Indstillingen af impulstælleren kan ændres vha. den tilhørende DIP-
omskifter (1, 2, 3). Der må kun vælges en omskifter til et specielt
impulsvalg. Fra fabrikkens side er impulsvalget 2.
Indstilling af LED-displayet/GÅ-TEST:
Vælg de følgende indstillinger på DIP-omskifteren:
PULSES:
1
WALK-TEST: ON
Når dækslet er lukket, lyser LED’en altid ved en registrering. Dermed kan
LED’ens funktion og melderens registreringsområde afprøves. Vær i denne
forbindelse også opmærksom på diagrammet for registreringsområdet (fig.
2). Sæt WALK-TEST-funktionen på OFF igen efter prøven, således at en
person der trænger uberettiget ind, under normale betingelser ikke
opdager, at han/hun blev registreret.
GÅ-TEST-styring
Gem styringsindgangene til GÅ-TESTEN, en sletning kan programmeres ved
en tilsvarende flytning af forbindelsesstykket J3 til niveauet +12V (High)
eller 0V (Low). Vær opmærksom på, at huset skal være lukket under
afprøvning af melderen!
Beskrivelse af alarmhukommelsesfunktionen (VdS-version)
(fig. 4)
Melderen XEVOX 360 0 VdS råder over 3 forskellige varianter af
alarmhukommelse.
Ved en VdS-installation vil alarmcentralen sædvanligvis styre LED’ens
status. For at kunne udnytte anlæggets hukommelsesfunktion skal DIP-
omskifteren WALK-TEST (GÅ-TEST) stå på OFF på melderens printplade!
Der står følgende hukommelsesvarianter til rådighed:
Variant 1:
- alle meldere gemmer deres alarmmeldinger
- det kan ikke ses, hvilken melder der udløste alarmen først
- fjernbetjening af GÅ-TEST-funktionen fra centralen er ikke mulig
Alle hukommelses-tilslutninger (MEM) skal serieforbindes og forbindes
med centralens udgang ”hukommelse”. GÅ-TEST-indgangen holdes åben.
Når centralen aktiveres, skal der være +12 V (HIGH) eller 0 V (LOW) på
hukommelsesudgangen på centralen, og tilsvarende 0 V eller 12 V i
deaktiveret tilstand. LED’erne på de meldere, der har udløst alarm, skal
blive på FRA (slukning), indtil alarmsystemet deaktiveres. Aktivering af
systemet bevirker +12 V eller 0 V på melderens hukommelsesindgang og
nulstiller den.
Variant 2:
- alle meldere gemmer deres alarmmeldinger
- det kan ses, hvilken melder der udløste alarmen først
- fjernbetjening af GÅ-TEST-funktionen fra centralen er ikke mulig
Gå frem på samme måde som beskrevet for variant 1, dog med den
forskel at alle GÅ-TEST-tilslutninger på melderne nu skal forbindes med
hinanden. Disse tilslutninger forbindes dog ikke med centralen.
LED’en arbejder på samme måde som i variant 1, dog med den forskel, at
ved deaktivering af systemet blinker LED’en på den melder, der først
detekterede en bevægelse. På alle andre meldere, der havde en
alarmmelding, lyser LED’erne stabilt.
Variant 3:
- alle meldere gemmer deres alarmmeldinger
- det kan ses, hvilken melder der udløste alarmen først
- fjernbetjening af GÅ-TEST-funktionen fra centralen er mulig
Gå frem på samme måde som beskrevet for variant 2, dog med den
undtagelse, at alle GÅ-TEST-tilslutninger nu skal tilsluttes til en central
udgang, der giver +12 V eller 0 V efter behov. Meldernes LED’er arbejder
som under variant 2. Dog kan gangtest-tilslutningerne forsynes med
+12 V eller 0 V i den deaktiverede tilstand (med kommando på
tastefeltet), sådan at melder-LED’en hver gang kobler TIL/FRA, når en
person viser sig og registreres. Nulstillingen gennemføres som beskrevet
ovenfor for variant 1.
Anmærkning: Når der gennemføres en GÅ-TEST iht. variant 3, slettes
hukommelsen ikke. Lige så snart du afslutter GÅ-TESTEN ved at koble
+12 V eller 0 V på GÅ-TEST-indgangen fra, gentager melderens LED
eksakt den visning, som den havde inden GÅ-TESTEN blev startet. Vær
opmærksom på, at melderens hukommelse kun nulstilles ved igen at koble
alarmsystemet aktivt. Når du indstiller melderens GÅ-TEST-stik på ON,
lyser melderens LED hver gang, når melderen udløser. Hvis du kun ønsker
at anvende melderen på denne måde, så skal du under ingen
omstændigheder tilslutte tilslutningen GÅ-TEST og MEM. Lad simpelthen
disse tilslutninger være åbne.
Tekniske data:
Driftsspænding: 9-16 V DC (nom.12VDC)
Strømforbrug: 9,5mA ved 12V
Alarmkontakt: NC, 0,5A, 24VDC maks., 18 Ohm i række
Sabotagekontakt: NC, 0,5A, 24VDC maks.
Ripple: 1Vss maks. strømfrekvenser
Registreringshastighed: 0,1 m – 4 m/sek.
Registreringsområde (h=4m): op til Ø13 m ved 110 0 eller 8,7 ved 72 0
Registreringsområde (h=2,8m):op til Ø8 m ved 110 0 eller 5,2 ved 72 0
mpulstæller: 1, 2, 3 (DIP-omskifter)
Sensortype: Lunar Pro dualt element
Alarmperiode: min. 1 sekund
Driftstemperatur: -10 0 til 55 0 C
Opbevaringstemperatur: -20 0 C til 60 0 C
Mеl ( Ш, H): 135mm, 26,5mm, 112g
VdS-klasse B G 105525
Variant 1/
Variante 1:
Variant 2/
Variante 2:
Variant 3/
Variante 3:
Fig. 4
Fig. 2
Fig. 2