Hach-Lange HACH 5500 sc PO43-HR Operations User Manual
Page 130

Optie
Omschrijving
HYST.
LAAG
Stelt het bereik in waarbinnen het relais actief blijft nadat de
meetwaarde stijgt tot boven de waarde van het lage alarm. Als
bijv. het lage alarm is ingesteld op 1,0 en de lage dode band is
ingesteld op 0,5, blijft het relais actief tussen 1,0 en 1,5. De
standaardwaarde bedraagt 5% van het bereik.
HYST.
HOOG
Stelt het bereik in waarbinnen het relais actief blijft nadat de
meetwaarde daalt tot onder de waarde van het hoge alarm. Als
bijv. het hoge alarm is ingesteld op 4,0 en de hoge dode band
is ingesteld op 0,5, blijft het relais actief tussen 3,5 en 4,0. De
standaardwaarde bedraagt 5% van het bereik.
OFF
DELAY
Stelt een vertragingstijd (0–300 seconden) in voor deactivering
van het relais (standaard = 5 seconden).
ON DELAY
Stelt een vertragingstijd (0–300 seconden) in voor activering
van het relais (standaard = 5 seconden).
4. Selecteer FEEDER CONTROL (VOEDINGSREGELING) in het menu
FUNCTION (FUNCTIE) en selecteer vervolgens de van toepassing
zijnde opties in het menu ACTIVATION (ACTIVERING).
Optie
Omschrijving
PHASE
Geeft de relaisstatus aan als de proceswaarde hoger is
dan de instelwaarde. HIGH (HOOG) (standaard) –
activeert het relais wanneer de proceswaarde hoger is
dan de instelwaarde. LOW (LAAG) – activeert het relais
wanneer de proceswaarde daalt tot onder de
instelwaarde.
SET SETPOINT
Stelt de proceswaarde voor het relais in om te schakelen
tussen de hoge en lage waarde (standaard = 10).
DEADBAND
Stelt een vertraging in zodat het relais stabiel blijft
wanneer de proceswaarde samenvalt met de
instelwaarde.
OVERFEED
TIMER
Stelt de maximale tijd in om de instelwaarde van het
proces te bereiken. Wanneer, naarmate de tijd verstrijkt,
het relais niet de instelwaarde toont, wordt het relais
gedeactiveerd. Reset de timer handmatig in geval van
een overvoedingsalarm.
Optie
Omschrijving
OFF DELAY
Stelt een vertragingstijd in voor deactivering van het relais
(standaard = 5 seconden).
ON DELAY
Stelt een vertragingstijd in voor activering van het relais
(standaard = 5 seconden).
5. Selecteer EVENT CONTROL (GEBEURTENISSENREGELING) in
het menu FUNCTION (FUNCTIE) en selecteer vervolgens de van
toepassing zijnde opties in het menu ACTIVATION (ACTIVERING).
Optie
Omschrijving
INST. SETPOINT Stelt de waarde in voor activering van het relais.
DEADBAND
Stelt een vertraging in zodat het relais stabiel blijft
wanneer de proceswaarde samenvalt met de
instelwaarde.
OnMax TIMER
Stelt de maximale activeringstijd van het relais in
(standaard = 0 min).
OffMax TIMER
Stelt de maximale deactiveringstijd van het relais in
(standaard = 0 min).
OnMin TIMER
Stelt de activeringstijd van het relais in, onafhankelijk van
de meetwaarde (standaard = 0 min).
OffMin TIMER
Stelt de deactiveringstijd van het relais in, onafhankelijk
van de meetwaarde (standaard = 0 min).
6. Selecteer ROOSTER in het menu FUNCTION (FUNCTIE) en
selecteer vervolgens de van toepassing zijnde opties in het menu
ACTIVATION (ACTIVERING).
Optie
Omschrijving
UITGANG VASTH Zet de uitgangen voor de geselecteerde kanalen op
Hold of draagt over.
BEDR.DAGEN
Selecteert het aantal dagen dat het relais geactiveerd
blijft. Opties: Zondag, Maandag, Dinsdag, Woensdag,
Donderdag, Vrijdag, Zaterdag
STARTTIJD
Stelt de starttijd in.
130 Nederlands