beautypg.com

Velleman CS100N User Manual

Page 12

background image

CS100N

28/07/2011

©

Velleman nv

12

e. De detector fijn afstellen

Zodra u met de werking van uw detector vertrouwd bent geraakt, kunt u de detector zo

fijnafstellen dat hij selectiever wordt ten opzichte van de gevonden voorwerpen.
Discriminatie heeft betrekking tot de mogelijkheid om verschillende soorten metaal te kunnen
onderscheiden. De DISCRIMINATION-regelaar van de detector heeft tot doel te bepalen of de

detector het onderscheid moet kunnen maken tussen verschillende soorten ijzer- en niet-
ijzerhoudende metalen.

U kunt de DISCRIMINATION-knop op de minimumstand (tot het einde tegen de richting in van de
wijzers van de klok), op de maximumstand (tot het einde in de richting van de wijzers van de

klok) of op een stand tussenin zetten. Met DISCRIMINATION op een hoge stand, laat de detector
- in deze volgorde - kleine stukjes zilverpapier, dan dikkere folio’s en metalen voorwerpen zoals

treklipjes afkomstig van aluminium blikjes links liggen.
Opmerking: Stel DISCRIMINATION telkens opnieuw af als u van plaats verandert ; elk terrein
biedt nieuwe uitdagingen.

f. Misleidende

signalen

De grote gevoeligheid van uw detector kan soms aanleiding geven tot misleidende interferenties

met afvalmateriaal en andere bronnen. De beste manier om aan dit soort misleidende signalen
het hoofd te bieden, is alleen te graven naar doelwitten die een sterk, herhaald signaal uitzenden

terwijl u de zoekspoel heen en weer zwaait boven de grond. De ervaring zal u leren hoe u
toevallige signalen van vaste, reproduceerbare signalen kunt onderscheiden.

U kunt dit soort problemen sterk reduceren door slechts kleine oppervlakten tegelijkertijd te
onderzoeken. Voer hierbij trage en korte, elkaar overlappende zwaaibewegingen uit.

g. Zoektips

Geen enkele metaaldetector is 100% betrouwbaar. Talrijke factoren kunnen de reacties van de

detector bij het opsporen van metaal beïnvloeden, zoals:
• De hoek waarin het voorwerp zich in de grond bevindt.

• De diepte waarop het voorwerp zich bevindt.
• Het aandeel aan ijzer dat het voorwerp bevat.
• De omvang van het voorwerp.

h. Een doelwit bepalen

Door uw doelwit zo precies mogelijk te bepalen, maakt u het opgraven makkelijker.
Een precieze bepaling vergt enige ervaring. We raden dan ook deze praktijkervaring op te doen

door te zoeken en opgravingen te doen op uw eigendom voor u andere plekken gaat ontdekken.
Soms wordt de precieze bepaling van het doelwit bemoeilijkt door de slingerrichting. Om het
doelwit preciezer te kunnen bepalen, kunt u proberen de richting van de slingerbeweging te

veranderen.
Volg de volgende stappen om het doelwit te bepalen.

1. Wanneer de detector een begraven doelwit ontdekt, blijf de zoekspoel dan over het doel

bewegen met steeds kleinere zijdelingse slingerbewegingen.

2. Markeer de exacte plek op de grond waar de detector een geluidssignaal geeft.
3. Houd de zoekspoel onmiddellijk stil boven deze plek. Beweeg de zoekspoel vervolgens in een

voorwaartse beweging van u vandaan en keer dan terug. Herhaal dit een aantal keren.

Markeer terug de exacte plek waar de detector een geluidssignaal laat horen.
4. Herhaal stappen 1 tot en met 3 nu in een hoek van 90° ten opzichte van de oorspronkelijke

zoekrichting, waardoor u een patroon in de vorm van een X beschrijft. Het doelwit zal zich
onmiddellijk onder de X bevinden daar waar het signaal het luidst klinkt [Q].

Opmerkingen:
• Indien een plek zoveel afval bevat dat dit aanleiding geeft tot misleidende signalen, vertraag

en verkort dan de slingerbewegingen.

• Recent begraven muntstukken kunnen anders reageren dan reeds langer begraven

muntstukken omwille van de oxidatie bij deze laatste.

• Bepaalde soorten spijkers, schroeven, bouten en andere ijzeren voorwerpen (zoals oude

flesdoppen) oxideren en creëren een “kringlicht”-effect. Dit “kringlicht”-effect wordt

veroorzaakt door een mengeling van natuurlijke stoffen in de grond en van de oxidatie van
verschillende metalen. Door deze mengeling van metalen kan het voorkomen dat signalen niet

op een ‘vaste’ plaats weerklinken. Dit effect maakt het dan ook bijzonder moeilijk om
dergelijke voorwerpen precies te situeren. (Zie “De detector fijnafstellen”).