3 omvang van de certificatie, 4 markering, 5 voorkomen van excessieve oppervlaktetemperaturen – Flowserve ATEX E User Manual
Page 17

ATEX- E/F/D/N - 11-09
Page 17 of 20
flowserve.com
2.3 Omvang van de certificatie
Gebruik apparatuur alleen in een omgeving
waarvoor deze geschikt is. Controleer altijd of de
aandrijving, de constructie van de aandrijfkoppeling,
de afdichting en de pompapparatuur de juiste
specificaties en/of certificatie hebben voor de
omgeving waar zij geïnstalleerd worden.
Waar Flowserve enkel de pomp heeft geleverd is de
"Ex"-certificering alleen van toepassing op de pomp.
De partij verantwoordelijk voor de montage van de
pompinstallatie dient de koppeling, aandrijving,
afdichting en alle eventueel bijkomende apparatuur te
selecteren met het vereiste EG Certificaat/
Overeenkomstigheidsverklaring die vaststelt dat de
apparatuur geschikt is voor de omgeving waar deze
geïnstalleerd wordt.
Het vermogen van een aandrijving met variabele
frequentie regeling (VFD) kan extra verhitting van de
motor veroorzaken. Daarom dient voor pompen met
een VFD de ATEX certificatie voor de motor te
vermelden dat deze geschikt is voor situaties waar de
elektrische stroomverzorging geleverd wordt door de
VFD. Dit speciale vereiste is ook van toepassing
wanneer de VFD in een veilige omgeving gebruikt
wordt.
2.4 Markering
Een voorbeeld van een ATEX-markering voor
apparatuur wordt hieronder getoond. De werkelijke
klassificatie van de pomp is gegraveerd op het
naamplaatje.
II 2 GD c IIC 135 ºC (T4)
Apparatuur Groep
I = Mijnbouw
II = Niet-mijnbouw
Categorie
2 of M2 = Hoog beschermingsniveau
3 = Normaal beschermingsniveau
Gas en/of stof
G = Gas
D = Stof
c = Constructieveiligheid
(in overeenstemming met EN13463-5)
Gasgroep
(alleen installatiecategorie 2)
IIA - Propaan (typisch)
IIB - Ethyleen (typisch)
IIC - Waterstof (typisch)
Maximum oppervlaktetemperatuur
(Temperatuurklasse) (zie hoofdstuk 2.5)
2.5 Voorkomen van excessieve
oppervlaktetemperaturen
ZORG ER VOOR DAT DE
TEMPERATUURKLASSE VAN DE APPARATUUR
GESCHIKT IS VOOR DE GEVARENZONE
2.5.1 Temperatuur pompvloeistof
Pompen hebben een temperatuurklasse als
aangegeven in de ATEX Ex specificatie op het
naamplaatje. Deze zijn gebaseerd op een maximum
omgevingstemperatuur van 40 °C (104 °F); raadpleeg
Flowserve voor hogere omgevingstemperaturen.
De oppervlaktetemperatuur van de pomp wordt
beïnvloed door de temperatuur van de gebruikte
vloeistof. De maximum toelaatbare
vloeistoftemperatuur is afhankelijk van de
temperatuurklasse en dient de voorgeschreven
waarden in de onderstaande van toepassing zijnde
tabel niet te overschrijden.
De voorgeschreven temperaturen houden rekening
met temperatuurstijging aan de afdichtingen, lagers
en als gevolg van de minimum doorstroomsnelheid.
Maximum toegestane vloeistoftemperatuur voor
pompen die geen Magnetische Aandrijving of
Automatische Ontstekingsmantel hebben:
Temperatuur-
klasse tot
EN13463-1
Maximum
toegestane
oppervlakte-
temperatuur
Temperatuurlimiet van de gebruikte
vloeistof (* afhankelijk van materiaal
en constructievariant - controleer
welke lager is)
T6
T5
T4
T3
T2
T1
85 °C (185 °F)
100 °C (212 °F)
135 °C (275 °F)
200 °C (392 °F)
300 °C (572 °F)
450 °C (842 °F)
Raadpleeg Flowserve
Raadpleeg Flowserve
115 °C (239 °F) *
180 °C (356 °F) *
275 °C (527 °F) *
400 °C (752 °F) *
Maximum toegestane vloeistoftemperatuur voor
pompen met Magnetische Aandrijving of
Automatische Ontstekingsmantel:
Temperatuur-
klasse tot
EN13463-1
Maximum
toegestane
oppervlakte-
temperatuur
Temperatuurlimiet van de gebruikte
vloeistof (* afhankelijk van materiaal
en constructievariant - controleer
welke lager is)
T6
T5
T4
T3
T2
T1
85 °C (185 °F)
100 °C (212 °F)
135 °C (275 °F)
200 °C (392 °F)
300 °C (572 °F)
450 °C (842 °F)
Raadpleeg Flowserve
Raadpleeg Flowserve
110 °C (230 °F) *
175 °C (347 °F) *
270 °C (518 °F) *
350 °C (662 °F) *
De verantwoordelijkheid voor het aanhouden van
de voorgeschreven maximumtemperatuur berust
bij het bedieningspersoneel.