Enerpac VE32, VE32D User Manual
Page 24
5.2 VE32
1.
Druk op de “omhoog”-pijlknop op het
bedieningsstation; hierdoor wordt de motor gestart
2. Haal uw vinger van het bedieningsstation af om
de lading stationair te houden.
3. Om de lading terug te trekken drukt u op de
“omlaag”-pijlknop op het bedieningsstation;
hierdoor wordt de klep geactiveerd
5.3 Uitlaatklepafstelling
De Z-klasse pompen zijn uitgerust met één, door de
gebruiker afstelbare uitlaatklep (zee figuur 1). De klep
kan als volgt worden afgesteld:
1. Installeer een meter op de pomp. Als het apparaat
uitgerust is met een optionele druktransductor,
moet worden geverifieerd dat de "DRUK
INSTELLEN"-klep hoger ingesteld staat dan de
gewenste instelling van de uitlaatklep, of dat de
Automatische modus Uit staat.
2. Start de pomp om de olie te laten opwarmen.
3. Draai de borgmoer van de instelschroef los.
4. Beweeg de klep om druk in het systeem op te
bouwen. Gebruik een allensleutel en draai de
instelschroef linksom om de druk te verlagen en
rechtsom om de druk te verhogen.
N.B.: Om een nauwkeurige instelling te verkrijgen
moet de druk tot op een punt beneden de
uiteindelijke instelling worden verlaagd, en daarna
geleidelijk worden verhoogd totdat de
uiteindelijke instelling bereikt is.
5. Draai de borgmoer na het instellen van de
gewenste druk vast.
6. Zet de klep op de neutrale stand en laat de
systeemdruk teruggaan naar 0,0 bar.
7. Controleer de uiteindelijke drukinstelling opnieuw
door de klep te bewegen en het systeem onder
druk te zetten.
Figuur 1
6.0 ONDERHOUD
1. Controleer alle hydraulische aansluitingen
regelmatig om te verzekeren dat zij goed
vastzitten. Losse of lekke aansluitingen kunnen
onregelmatige werking en/of volledig verlies van
werking tot gevolg hebben. Alle defecte
onderdelen moeten onmiddellijk worden
vervangen of gerepareerd.
2. Controleer het hydraulische oliepeil in uw systeem
regelmatig. Raadpleeg de olie-vulinstructies voor
de volledige gegevens.
3. Vervang de hydraulische olie ongeveer om de 250-
300 uur van bedrijfsvoering. In stoffige of vuile
gebieden kan het noodzakelijk zijn om de olie
vaker te vervangen.
7.0 HYDRAULISCH SYSTEEM
1. Houd alle hydraulische onderdelen vrij van vuil,
vet, splinters, enz.
2. Het hydraulische onderdeel moet in gebieden
tewerk worden gesteld die vrij van rommel en
onnodige apparatuur zijn.
3. Controleer uw hydraulisch systeem regelmatig op
mogelijke losse aansluitingen, lekken, enz.
Beschadigde of lekke hydraulische onderdelen
moeten onmiddellijk worden vervangen of
vakkundig worden gerepareerd.
4. Controleer de hydraulische olie in uw hydraulisch
systeem om de 40 uur van bedrijfsvoering, of
vaker in ongewoon vuile of stoffige gebieden.
5. De olietemperatuur moet op een temperatuur op,
of lager dan 65 °C (150 °F) worden gehouden
door middel van een warmtewisselaar of andere
methodes.
8.0 PROBLEEMOPLOSSING
1. Als er geen druk in het systeem wordt
opgebouwd, moeten de uitlaatkleppen in de
pomp op de juiste instelling worden gecontroleerd
(zie het pompreparatieblad). Controleer alle
slangaansluitingen en draai ze zonodig vast. Als
het probleem hierdoor niet opgelost is, moeten de
cilinder en slangen van de klep worden
verwijderd. Zet vervolgens een 700 bar meter
rechtstreeks in kleppoort “A” en druk de
“omhoog”-pijlknop in. Als er geen druk kan
worden ontwikkeld, moet het apparaat naar het
dichtstbijzijnde erkende ENERPAC
Servicecentrum worden gebracht. As er wel druk
wordt ontwikkeld schuilt het probleem in de
cilinder, slangen of koppelingen.
2. Alleen voor de VE32: Na het vooruit bewegen van
de lading, wordt de lading automatisch op zijn
plaats gehouden. Als de lading beweegt of
verschuift, moet het apparaat naar het
dichtstbijzijnde erkende Enerpac Servicecentrum
worden gebracht.
3. Raadpleeg Reparatieonderdelenblad L2612 voor
"probleemoplossing"-suggesties.
9.0 OPSLAGINSTRUCTIES
Als het apparaat lange tijd (30 dagen of langer) wordt
opgeslagen, moet hij als volgt worden geprepareerd:
1. Veeg het volledige apparaat schoon.
2. Ontkoppel alle hydraulische en elektrische
leidingen om onvoorziene werking te voorkomen.
3. Dek het apparaat af met een soort bedekking.
4. Opslaan in een schone en droge omgeving die
NIET aan uiterste temperaturen onderhevig is.
24
Uitlaatklepbehuizing (de
uitlaatklepbehuizing NIET
DRAAIEN)
Borgmoer
Instelschroef