Inwerkingstelling, Let op – Xylem FHF SHF User Manual
Page 50

50
van de leiding een bodemklep te installeren. Deze klep maakt de aanzuiging mogelijk en handhaaft deze.
Installeer ook een terugslagklep op de persleiding om de pomp tegen te grote tegendruk en omgekeerde draaiing
(na elke stopzetting) te beschermen. Afhankelijk van de installatie-eisen kan het gewenst zijn om tussen de flens
van de pomp en de tegenflens van de leiding een tussenflens te plaatsen, die op aanvraag geleverd kan
worden met een G
1
⁄
2
” aansluiting om het vullen en het ontluchten te vereenvoudigen.
Nadat de leidingen op de pomp aangesloten zijn moet u de uitlijning op de hiervoor beschreven manier controleren.
5.5.2 Bevestiging van de leidingen
FIG. 1
FIG. 2
Juiste installatie
Onjuiste installatie
A = excentrische verkleiningen
1 = sterke bocht; hoge drukverliezen
B = positief afschot
2 = onvoldoende ondergedompeld:
C = goed ondergedompeld
aanzuiging van lucht
D = ruime bochten
3 = negatief afschot: luchtzakken
E = diameter van de aanzuigleiding
4 =
<
dan de diameter van de opening
≥ diameter van de opening van de pomp
van de pomp: hoge drukverliezen.
F = opvoerhoogte in verhouding tot de pomp
en de installatie (*).
Onder optimale omstandigheden bedraagt
de opvoerhoogte niet meer dan 5-6 m
G = aanzuigopvoerhoogte in verhouding tot de
pomp en de installatie.
(*) De aanzuigopvoerhoogte wordt bepaald door de temperatuur van de vloeistof, de hoogtemaat, de drukverliezen en het door de pomp
vereiste NPSH-niveau.
Sommige pompmodellen hebben bij de hogere opbrengsten een hoog vereist NPSH-niveau waardoor in bijzondere werkingsomstandig-
heden de maximum aanzuigopvoerhoogte gering kan zijn of zelfs zodanig dat een installatie onder de vloeistofhoogte vereist is. In deze
gevallen moet u de aanzuigomstandigheden zorgvuldig controleren om niet met problemen in de werking te kampen te krijgen (cavitatie).
6. Inwerkingstelling
De werking van de pomp moet goed en trillingsvrij zijn. Laat de pomp niet lang achter elkaar met een ge-
sloten afsluitklep op de persleiding functioneren. In geval van stilstand van de pomp in een omgeving die
niet beschermd is tegen vorst moet u de pomp leeg laten lopen.
6.1 Elektrische aansluiting
Controleer of de spanning die op het typeplaatje staat overeenstemt met de
spanning van het elektriciteitsnet.
Alvorens elke willekeurige andere aansluiting tot stand te brengen moet eerst de aarding ge-
schieden. Er wordt geadviseerd om een aardlekschakelaar met een hoge gevoeligheid (30 mA)
als extra beveiliging tegen dodelijke elektrische schokken te installeren voor het geval de aar-
ding inefficiënt is.
Verwijder het deksel van de klemmenplaat door de bevestigingsschroeven los te draaien.
Breng de aansluitingen tot stand zoals aangegeven aan de achterkant van het klemmenplaatdeksel en
ook op fig. 3 - 4.
LET OP
nl
001073145_L_F_02-11:001073145_L_E_12-10 21-02-2011 16:44 Pagina 50