Montage (zonder wielen), Montage (met wielen) brandstof, Stand van de hendels starten en stoppen – Flymo XL550 User Manual
Page 14: Olie, Nederlands - 1
Montage (zonder wielen)
Montage van de onderste hendel aan de
gazonmaaier
1. De haak
(A2) die aan de onderste hendel (A1) zit
halverwege door de middelste opening van de
geleide
(A3) doen, in de door de pijl aangegeven
richting
(A4).
2. Met de haak
(A2) in de middelste opening van de
geleide
(A3) de onderste hendel (A1) een kwart slag
90° met de klok mee draaien, om de beide uiteinden
van de onderste hendel tussen de steunhaken van
de kap
(A5) te plaatsen.
3. De pennen
(B1) aanbrengen en met de clips (B2)
vastzetten.
De bovenste hendel aan de onderste hendel monteren
Alvorens de bovenste hendel aan de onderste hendel te
monteren moet u ervoor zorgen dat de onderste hendel stabiel
is door de haak
(C1) in de ‘parkeerstand’ (C2) te zetten.
1. Zorg dat de regelhendel van de choke aan de
linkerkant zit (van achteren gezien).
2. Breng de onderste en bovenste hendel in lijn
(zie
afbeelding D). Monteer de bouten (D1), sluitringen
(D2) en borg deze met de hendelknoppen (D3).
3. Bevestig de kabels met de meegeleverde
kabelklemmen aan de handgrepen en zorg dat de
kabels niet klem komen te zitten tussen de bovenste en
de onderste handgreep.
1. Zet de onderste handgreep
(E1) met de pen (E2)
van de onderste handgreep aan de behuizing vast,
zoals geïllustreerd in
Afb. E.
2. Zet de wielen
(F1) met de borgklemmen (F3) aan het
wielframe
(F2) vast, zoals geïllustreerd in Afb. F.
3. Zet het wielframe
(G1) met de bout van de onderste
handgreep
(G2), de kleine pasring (G3), de grote
pasring
(G4) en de borgmoer (G5) aan de behuizing
vast, zoals geïllustreerd in
Afb. G.
4. Steek de onderste uitschuifbare buizen
(H1) in de
bovenste uitschuifbare buizen
(H2) en zet deze met
de pen
(H3) en de borgklem (H4) vast, zoals
geïllustreerd in
Afb. H.
Monteer de bovenste handgreep op de onderste
handgreep volgens de bovenstaande instructies in
het onderdeel ‘Montage (zonder wielen)’.
Montage (met wielen)
Brandstof
Gebruik normale verse, schone, loodvrije benzine
voor auto’s
De brandstoftank NIET vullen in een besloten ruimte,
wanneer de motor heet is of wanneer u rookt, en ook niet in
de buurt van een open vlam. Het gedeelte rondom de
vuldop grondig reinigen alvorens de brandstoftank te vullen;
zo voorkomt u dat er vuil in het brandstofsysteem terecht
komt. Brandstof dient te worden opgeslagen in een koele
ruimte en uit de buurt van open vuur. De brandstoftank
NIET met lopende motor vullen. Gebruik een trechter met
een fijn filter om de brandstoftank te vullen. De
brandstoftank NOOIT helemaal vullen, deze mag slechts tot
aan de onderkant van de vullerhals worden gevuld. Als u
een helemaal lege brandstoftank vult of als de motor
voorheen droog is gelopen, dient minimaal 400 cc
brandstof te worden bijgevuld
(tot aan de streep in de
afbeelding), zodat de brandstofpomp goed injecteert als u
de motor start. De carburateur is vooraf ingesteld. Normaal
gesproken hoeft deze niet verder te worden afgesteld.
De stand van de hendels kan met de geleide en haak
versteld worden. Voor het verstellen van de stand:
1. Haak
(C1) oplichten.
2. Op de gewenste stand zetten:
(C2) - Parkeerstand, (C3) - Maaistand.
Stand van de hendels
Starten en stoppen
Het starten van uw gazonmaaier
1. Plaats de hendel in de parkeerstand
(C2).
2. Sluit de bougiekabel aan
(J).
3. Draai het brandstofkraantje
(K) open.
4. Bij een koude start dient u de regelhendel van de choke
in de stand ‘Choke’
(L) te zetten. Bij een warme start
dient u deze hendel in de stand ‘Draaien’
(N) te zetten.
5. Trek de Operator Presence Control tegen de
bovenduwboom; stevig vasthouden.
6. Uw rechtervoet stevig op de behuizing zetten en de
bovenkant van de onderste handgreep met uw
linkerhand vastpakken. De trimmer naar u toe
kantelen
(M). Zo hebt u het apparaat tijdens het
starten in een veilige stand en voorkomt u dat er een
lelijke ring in het gazon wordt gemaaid.
7. Rustig de starthendel uittrekken totdat u weerstand
voelt, de starthendel langzaam terug laten gaan.
8. De starthendel krachtig naar u toe trekken en
volledig uittrekken.
9. Laat de motor eerst op toeren komen en laat de
gazonmaaier dan rustig zakken.
10.Overtuig u dat wanneer de motor op
bedrijfstemperatuur gekomen is, de
bedieningshendel zich in de 'normal' stand bevindt.
Het stoppen van de gazonmaaier
•
Het maaimes blijft ronddraaien na uitschakeling van
de gazonmaaier. Roterende maaimessen kunnen
lichamelijk letsel veroorzaken.
1. Ontspan de Operator Presence Control.
2. Kantel de grasmaaier lichtjes terwijl de motor tot
stilstand komt. Dit voorkomt dat er een ring in uw
gazon wordt gemaaid.
3. Wanneer de motor gestopt is, de gazonmaaier op de
grond laten zakken.
4. Plaats de hendel in de parkeerstand
(C2).
5. Draai het brandstofkraantje
(K) dicht.
Olie
Gebruik 4-takt reinigingsolie voor auto’s. SAE 10W-
30 wordt aanbevolen voor algemeen gebruik.
Vul olie bij volgens de instructies in de handleiding
voor de motor, die met uw product geleverd werd.
NEDERLANDS - 1