Dell OptiPlex 740 User Manual
Page 170

170
Snelle referentiegids
3
aansluiting voor
netwerkadapter
Om de computer aan te sluiten op een netwerk of
breedbandapparaat moet u een uiteinde van de netwerkkabel
aansluiten op een netwerkcontact of een netwerk- of
breedbandapparaat. Sluit het andere gedeelte van de
netwerkkabel aan op de netwerkadapteraansluiting op het
achterpaneel van de computer. Een klikgeluid geeft aan dat
de netwerkkabel goed vastzit.
N.B.
Sluit geen telefoonkabels aan op de netwerkaansluiting.
Bij computers met een netwerkkaart moet u de aansluiting
op de kaart gebruiken.
Het verdient de aanbeveling om Category 5-bedrading en -
aansluitingen voor uw netwerk te gebruiken. Als u
desondanks gebruikmaakt van Category 3-bedrading, moet u
de netwerksnelheid naar 10 Mbps forceren om een
betrouwbare werking te garanderen.
4
netwerk-
activiteitslampje
Licht geel op als de computer netwerkgegevens verzendt of
ontvangt. Als gevolg van een hoog netwerkvolume kan het
lijken of dit lampje aanhoudend brandt.
5
line out-
aansluiting
Gebruik de groene line-out-aansluiting om koptelefoons en
de meeste type luidsprekers met ingebouwde versterkers aan
te sluiten.
Op computers met een geluidskaart moet u de aansluiting op
de kaart gebruiken.
6
line-in-
aansluiting
Gebruik de line-in-aansluiting om een afspeel-/
opneemapparaat zoals een cassettespeler, cd-speler of
videorecorder aan te sluiten.
Op computers met een geluidskaart moet u de aansluiting op
de kaart gebruiken.
7
USB 2.0-
aansluitingen (5)
Gebruik de USB-aansluitingen aan de achterzijde voor
apparaten die normaliter aangesloten blijven, zoals printers
en toetsenborden.
8
videoaansluiting
Sluit de kabel van uw VGA-compatibele monitor op de
blauwe aansluiting aan.
N.B.
Als u een optionele grafische kaart hebt aangeschaft, zal
deze aansluiting zijn bedekt met een deksel. Verwijder het
deksel niet. Sluit de monitor aan op de aansluiting van de
grafische kaart.
N.B.
Als u een grafische kaart gebruikt die ondersteuning biedt
voor twee monitors, moet u de y-kabel gebruiken die met uw
computer werd meegeleverd.