Not for reproduction, Olie verwijderen, Olie bijvullen – Briggs & Stratton POWER BUILT 200000 User Manual
Page 68
68
BRIGGSandSTRATTON.COM
De bougie vervangen - Fig. 8
Controleer de elektrodeafstand (A, Fig. 8) met een draadkaliber (B). Stel de afstand bij,
indien nodig. Installeer de bougie en draai hem vast tot de aanbevolen momentwaarde.
Zie de sectie Technische gegevens voor de elektrodeafstand en de
aandraaimomenten.
Opmerking: In sommige gebieden schrijft lokale regelgeving het gebruik van een
weerstandsbougie voor om ontstekingssignalen te onderdrukken. Als deze motor
origineel was uitgerust met een weerstandsbougie, gebruik dan bij vervanging hetzelfde
type bougie.
Uitlaat en vonkenvanger nakijken - Fig. 9
Draaiende motoren produceren hitte. Motoronderdelen, vooral de
uitlaat, worden uiterst heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij contact.
Brandbaar vuil, zoals bladeren, gras, hout, enz., kan in brand geraken.
WAARSCHUWING
•
Laat uitlaat, motorcilinder en vinnen afkoelen voordat deze aangeraakt worden.
•
Verwijder opgehoopt vuil van het uitlaat- en cilindergebied.
•
In Californië is het een overtreding van de California Public Resource Code,
paragraaf 4442, om de motor te gebruiken of te laten draaien in bosgebied, of
op land met struiken of gras tenzij het uitlaatsysteem is voorzien van een
vonkenvanger zoals gedefinieerd in paragraaf 4442 die zodanig is onderhouden
dat hij goed werkt. Andere staten of landen kunnen soortgelijke wettelijke
voorschriften hebben. Neem contact op met de fabrikant van de apparatuur, de
wederverkoper of de dealer voor de aanschaf van een vonkenvanger die is
gemaakt voor het uitlaatsysteem dat op deze motor is geïnstalleerd.
Kijk de uitlaat (A, Fig. 9) na op scheurtjes, corrosie en andere beschadigingen. Verwijder
de vonkenvanger (B) als de machine hiermee is uitgerust en kijk deze na op
beschadiging en ophoping van koolstofaanslag. Als u vervangingsonderdelen nodig
hebt, zorg er dan voor dat u alleen originele vervangingsonderdelen gebruikt.
WAARSCHUWING:
Vervangingsonderdelen moeten originele zijn en
op dezelfde manier worden gemonteerd als de oorspronkelijke onderdelen, anders
kan brand optreden.
Olie verversen - Fig. 10
11 12
Gebruikte olie is gevaarlijk afval en moet op de juiste manier worden weggegooid. Niet
met huishoudelijk afval weggooien. Raadpleeg de plaatselijke instanties, het
servicecentrum of de dealer voor veilige manieren om weg te gooien/te recyclen.
Olie verwijderen
1. Haal als de motor uit staat maar nog warm is, de bougiekabel (A) los en houd hem
uit de buurt van de bougie (Fig. 10).
2. Verwijder de olieaftapplug (B, Fig. 11). Tap de olie af in een goedgekeurde
opvangbak.
Noot: Elke olie aftapplug die getoond is kan in de motor gemonteerd zijn.
3. Breng na het aftappen van de olie de olieaftapplug weer aan en draai hem vast.
Olie bijvullen
•
Plaats de motor waterpas.
•
Reinig het oppervlak rond de olievulopening.
•
Zie het hoofdstuk Technische gegevens voor de inhoud van de olietank.
Modellen met olievuldop
1. Verwijder de olievuldop (D, Fig. 11).
2. Giet de olie langzaam in de olietank van de motor (E). Doorvullen tot hij bijna
overloopt.
3. Zet de olievuldop weer terug en draai hem vast.
Modellen met korte peilstok
1. Verwijder de peilstok (F, Fig.11) en veeg hem schoon met een schone doek.
2. Giet de olie langzaam in de olietank van de motor (E). Doorvullen tot hij bijna
overloopt.
3. Installeer de peilstok maar schroef hem niet verder in. Verwijder hem en controleer
het oliepeil. Het oliepeil moet tot aan de markering FULL (G) zitten op de peilstok.
4. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
Modellen met verlengde peilstok
1. Verwijder de peilstok (F, Fig. 12) en veeg hem schoon met een schone doek.
2. Giet de olie langzaam in de olietank van de motor (E). Niet te vol gieten. Wacht na
het vullen van de olie één minuut en controleer het oliepeil dan weer.
3. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
4. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het moet tot de bovenkant van de
“full” markering (G) op de peilstok zitten.
5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
De luchtfilter onderhouden - Fig. 13 14 15
WAARSCHUWING
Benzine en haar dampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
•
Start of gebruik de motor nooit met verwijderde luchtreiniger (indien de motor
hiermee is uitgerust) of verwijderd luchtfilter (indien de motor hiermee is
uitgerust).
OPGEPAST: Gebruik geen perslucht of oplosmiddelen om de luchtfilter te reinigen.
Perslucht kan de filter beschadigen en oplosmiddelen zullen de filter oplossen.
Het luchtreinigingssysteem maakt gebruik van een geplooid filter met een optioneel
voorfilter. De voorfilter kan worden gewassen en op nieuw worden gebruikt.
Plat luchtfilter (Fig. 13 en Fig. 14)
1. Draai de bevestiging (D) los waarmee de kap vastzit (A).
2. Open de kap en verwijder de voorfilter (C) en de filter (B).
3. Om het vuil los te laten komen moet u zacht tegen een hard oppervlak tikken met de
filter. Als de filter uitzonderlijk vuil is, vervang hem dan door een nieuw filter.
4. Was de voorfilter in vloeibaar schoonmaakmiddel en water. Laat hem vervolgens
volledig in de lucht drogen. De voorfilter niet smeren met olie.
5. Monteer de droge voorfilter op de filter met het lipje (G) van de voorfilter op de
onderkant van de filterplooien.
6. Installeer de filter.
7. Installeer op modellen die zijn uitgerust met de luchtfilter die te zien is op Fig. 13 de
lipjes van de kap (E) in de gleuven (F).
8. Sluit de kap en zet hem vast met de bevestiging.
Ovalen luchtfilter (Fig. 15)
1. Draai de bevestiging (D) los waarmee de kap vastzit (A).
2. Open de kap en verwijder de voorfilter (C) en de filter (B).
3. Indien de filter is uitgerust met een voorfilter (C), verwijder deze dan van de filter. Om
het vuil los te laten komen moet u zacht tegen een hard oppervlak tikken met de
filter. Als de filter uitzonderlijk vuil is, vervang hem dan door een nieuw filter.
4. Was de voorfilter in vloeibaar schoonmaakmiddel en water. Laat hem vervolgens
volledig in de lucht drogen. De voorfilter niet smeren met olie.
5. Monteer de droge voorfilter op de filter.
6. Installeer de filter en de voorfilter in de houder (E) en op de tapbout (F). Zorg dat de
filter goed en stevig in de houder zit.
7. Installeer de luchtfilterkap en zet deze vast met de bevestiging. Zorg dat de
bevestiging goed strak vastzit.
De olie van de tandwielvertraging verversen - Fig. 16
Als uw motor is uitgerust met een tandwielvertragingssysteem, dan moet u dit als volgt
onderhouden.
1. Verwijder de olievulplug (B) en de oliepeilplug (C).
2. Verwijder de olieaftapplug (A, Fig. 16) en tap de olie af in een geschikte opvangbak.
3. Installeer de olieaftapplug en draai hem vast.
4. Bij het vullen moet u langzaam tandwielkastolie in het olievulgat gieten (zie de sectie
Technische gegevens). Blijf doorgieten tot de olie uit het oliepeilgat (C) begint te
stromen.
5. Installeer de oliepeilplug en draai hem vast.
6. Installeer de olievulplug en draai hem vast.
Belangrijk: De olievulplug heeft een ventilatiegat (D) en moet op de afgebeelde
manier boven op de kap van de tandwielkast worden geïnstalleerd.
De brandstoffilter vervangen - Fig. 17
WAARSCHUWING
Benzine en haar dampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
•
Houd benzine weg van vonken, open vlammen, waakvlammen, hitte en
andere ontstekingsbronnen.
•
Controleer brandstofslangen, tank, dop en nippels regelmatig op barsten of
lekkages. Zonodig vervangen.
•
Voordat u de brandstoffilter vervangt dient U eerst de brandstoftank af te tappen
of de brandstofkraan dicht te draaien.
•
Vervangingsonderdelen voor de uitlaat moeten hetzelfde zijn en op dezelfde
manier geïnstalleerd worden als de originele onderdelen.
•
Indien brandstof gemorst wordt, wachten tot deze verdampt is voordat de motor
gestart wordt.
1. Voordat u de brandstoffilter vervangt (A, Fig. 17) (indien hiermee uitgerust), vervangt
moet u eerst de brandstoftank aftappen of de oliekraan dichtdraaien. Anders kan er
brandstof lekken en brand of ontploffing veroorzaken.
Not for Reproduction