Wijzigen van de traktor voorkeursinstellingen, Drb1563-a – Pioneer DDJ-T1 User Manual
Page 55

DRB1563-A
Nl
25
Nederlands
55
Wijzigen van de TRAKTOR
voorkeursinstellingen
U kunt de instellingen voor de gebruiksomgeving van TRAKTOR aanpassen aan uw eigen hardware.
Voor details over de instellingen voor de gebruiksomgeving van TRAKTOR verwijzen we u naar de TRAKTOR handleiding.
! Als u de wijzigingen in de omgevingsinstellingen wilt terugzetten op de standaardwaarden, dient u de volgende website te raadplegen.
http:/ / www.prodjnet.com/ support/
1 Klik op de TRAKTOR [ (Preferences Button)] knop.
Open het TRAKTOR instellingenmenu.
2 Selecteer de categorie en wijzig de instelling.
Lijst met TRAKTOR Pioneer DDJ-T1
EDITION instellingen
Categorie
Beschrijving
Audio Setup
Selecteer de audio-apparatuur die u wilt gebruiken voor het
in/ uitvoeren van audiosignalen. Stel de bemonsteringsfre-
quentie en latentie in.
Output Routing
[Internal]: Gebruik het interne mengpaneel van TRAKTOR.
Selecteer [Internal] als u het alleen met dit toestel gebruikt.
[External]: Gebruik een extern mengpaneel.
Stel de audio-uitgangsaansluitingen in voor de master en
voor het meeluisteren.
Input Routing
Bepaal of audio-ingangssignalen van externe apparatuur
(draagbare audiospeler, microfoon enz.) naar een deck moet
worden geleid.
Loading
Stel de voorwaarden en functies in voor het laden van frag-
menten in de decks.
Transport
Stel de tempo- en toonsoortvergrendelingsfuncties in.
Mixer
Stel de automatische versterking, masterbeperking enz. in.
Effects
Stel in welke typen effecten worden getoond bij het selecteren
van effecten.
Recording
Stel in of het TRAKTOR master audio-uitgangssignaal moet
worden opgenomen, of het externe audio-ingangssignaal.
Stel de locatie in waar opgenomen audiobestanden moeten
worden opgeslagen.
File Management
Maak instellingen voor het importeren van fragmenten, auto-
matische analyse, het BPM-bereik bij analyse enz.
Data Location
Stel het pad in naar de digitale gegevens (muziekbestanden,
iTunes archiefbestanden enz.).
Global View
Options
stel de weergavemethode voor het deck-gebied in, de letter-
grootte voor de browser enz.
Controller Manager
Wijs TRAKTOR functies toe aan de bedieningsorganen, het
toetsenbord enz.
Traktor Kont-
rol X1
Maak deze instellingen wanneer u Traktor Kontrol X1 van
Native Instruments gebruikt.
Toewijzen van de gewenste functies
aan het [NEEDLE SEARCH] vlak
Wanneer u de gewenste functies wilt toewijzen aan het
[NEEDLE SEARCH] vlak, moet u eerst op de [FUNCTION] knop drukken
om [FUNCTION] aan te zetten.
! Er kunnen functies worden toegewezen aan maximaal 5 punten op
het [NEEDLE SEARCH] vlak.
FUNCTION
NEEDLE SEARCH
Function1
Function5
Function2
Function3
Function4
1 Klik op de TRAKTOR [ (Preferences Button)] knop.
Open het TRAKTOR instellingenmenu.
2 Klik op [Controller Manager].
3 Klik op [Device] onder [Device Setup].
Selecteer [Pioneer. DDJ-T1] van het afrolmenu.
4 Klik op [Add In...] onder [Assignment Table].
Selecteer de toe te wijzen functie van het afrolmenu.
5 Klik op [Learn] onder [Device Mapping].
Zet [Learn] aan.
6 Raak het [NEEDLE SEARCH]-vlak aan.
Raak het punt aan waaraan u de functie wilt toewijzen.
De naam van het aangeraakte punt wordt getoond in het veld rechts van
[Learn] bij [Device Mapping].
! De plaats waaraan de functie wordt toegewezen kan ook
worden geselecteerd door op het vled rechts van [Learn] bij
[Device Mapping] te klikken.
7 Klik nog eens op [Learn].
Zet [Learn] uit.
8 Klik op [Close] rechts onderaan het scherm.
Sluit het TRAKTOR instellingenmenu.
Instellen van de details van de aan
het [NEEDLE SEARCH] vlak toegewezen
functies
Instellen van de [Mapping Details]
— [Modifier Conditions]: Stelt de bedieningsvoorwaarden in voor de
bij [Add In...] geselecteerde functie.
De bedieningsvoorwaarden worden veranderd met de [Value]
instelling.
— [Type of Controller]: Selecteert [Button], [Fader/Knob], [Encoder],
enz.
Indien toegewezen aan [Function 1] – [Function 5], wordt dit inge-
steld op [Button].
— [Interaction Mode]: Stelt de manier in waarop de functies
van TRAKTOR en de bedieningsorganen met elkaar worden
geassocieerd.
— [Hold]: De functie werkt terwijl de knop wordt ingedrukt.
— [Toggle]: De eigenschappen van de functie worden veranderd met
elke druk op de knop.
Instellen van de [Button Options]
Afhankelijk van de instellingen bij [Type of Controller] en
[Interaction Mode] is het mogelijk dat er nog verder gedetailleerde
instellingen kunnen worden gemaakt.
Wanneer bijvoorbeeld [Type of Controller] is ingesteld op [Button] en
[Interaction Mode] is ingesteld op [Hold], dan kan de [Invert] instelling
worden gemaakt.