Bosch GDS 18 E Professional User Manual
Page 34
34 | Nederlands
1 609 92A 02X | (28.8.12)
Bosch Power Tools
Draairichting instellen (zie afbeelding A)
Met de draairichtingomschakelaar 7 kunt u de draairichting
van het elektrische gereedschap veranderen. Als de aan/uit-
schakelaar 5 is ingedrukt, is dit echter niet mogelijk.
– Rechtsdraaien:
Duw de draairichtingomschakelaar 7 naar rechts
tot deze niet meer verder kan.
– Linksdraaien:
Duw de draairichtingomschakelaar 7 naar links
tot deze niet meer verder kan.
In- en uitschakelen
– Als u het gereedschap wilt inschakelen drukt u de aan/uit-
schakelaar 5 in en houdt u deze ingedrukt.
– Als u het gereedschap wilt uitschakelen laat u de aan/uit-
schakelaar 5 los.
Als u het elektrische gereedschap niet gebruikt, dient u het uit
te schakelen om energie te sparen.
Toerental instellen
U kunt het toerental van het ingeschakelde elektrische ge-
reedschap traploos regelen naarmate u de aan/uit-schakelaar
5 indrukt.
Lichte druk op de aan/uit-schakelaar 5 heeft een lager toeren-
tal tot gevolg. Met toenemende druk wordt het toerental ho-
ger.
Toerental vooraf instellen
Met het stelwiel voor het vooraf instellen van het toerental 6
kunt u het benodigde toerental vooraf instellen, ook terwijl de
machine loopt.
Tips voor de werkzaamheden
f
Trek altijd voor werkzaamheden aan het elektrische
gereedschap de stekker uit het stopcontact.
f
Plaats het elektrische gereedschap alleen uitgescha-
keld op de moer of schroef. Draaiende inzetgereed-
schappen kunnen uitglijden.
Het draaimoment is afhankelijk van de slagduur. Het maxi-
maal bereikte draaimoment resulteert uit de som van alle door
slagen veroorzaakte afzonderlijke draaimomenten. Het maxi-
male draaimoment wordt na een slagduur van 3–5 seconden
bereikt. Na deze tijd wordt het aandraaimoment nog slechts
minimaal verhoogd.
Het machinehuis wordt echter voelbaar warm.
Opmerking: De gevolgen van bovenmatige verwarming zijn
grote slijtage aan alle delen van het slagmechanisme en een
grote behoefte aan smeermiddelen.
De slagduur moet voor elk benodigd aandraaimoment worden
bepaald. Het feitelijk bereikte aandraaimoment moet altijd
met een draaimomentsleutel worden gecontroleerd.
Schroefverbindingen met harde, verende of zachte be-
vestiging
Als bij wijze van proef de in een reeks van slagen bereikte
draaimomenten worden gemeten en naar een diagram wor-
den overgebracht, wordt de curve van een draaimomentver-
loop verkregen. De hoogte van de curve duidt het maximaal te
bereiken draaimoment aan. De steilheid geeft aan in welke
tijd dit wordt bereikt.
Het draaimomentverloop hangt van de volgende factoren af:
– Sterkte van de schroeven en moeren
– Soort ondergrond (ring, schotelveer, dichting)
– Sterkte van het te schroeven materiaal
– Smeeromstandigheden van de schroefverbinding
Daaruit resulteren de volgende toepassingsgevallen:
– Harde bevestiging is gegeven bij schroefverbindingen
van metaal op metaal bij gebruik van onderlegringen. Na
een relatief korte slagtijd is het maximale draaimoment be-
reikt (steil verloop van de karakteristiek). Een onnodig lan-
ge slagtijd schaadt de machine slechts.
– Verende bevestiging is gegeven bij schroefverbindingen
van metaal op metaal, echter bij gebruik van veerringen,
schotelveren, steunbouten, bouten of moeren met coni-
sche bevestiging en bij gebruik van verlengingen.
– Zachte bevestiging is gegeven bij schroefverbindingen
van bijvoorbeeld metaal op hout of bij gebruik van lood- of
fiberringen als ondergrond.
Bij verende of zachte bevestiging is het maximale aandraai-
moment geringer dan bij harde bevestiging. Bovendien is een
duidelijk langere slagtijd nodig.
Richtwaarden voor maximale schroefaandraaimomenten
Opgave in Nm, berekend uit de spanningdiameter; benutting van de strekgrens 90 % (bij wrijvingsgetal μ
tot
= 0,12). Ter controle
moet het aandraaimoment altijd met een draaimomentsleutel worden gecontroleerd.
Sterkteklassen volgens
DIN 267
Standaardschroeven en -bouten
Zeer vaste schroeven
en bouten
3.6
4.6
5.6
4.8
6.6
5.8
6.8
6.9
8.8
10.9
12.9
M6
2.71
3.61
4.52
4.8
5.42
6.02
7.22
8.13
9.7
13.6
16.2
M8
6.57
8.7
11
11.6
13.1
14.6
17.5
19.7
23
33
39
M10
13
17.5
22
23
26
29
35
39
47
65
78
M12
22.6
30
37.6
40
45
50
60
67
80
113
135
M14
36
48
60
65
72
79
95
107
130
180
215
M16
55
73
92
98
110
122
147
165
196
275
330
M18
75
101
126
135
151
168
202
227
270
380
450
M20
107
143
178
190
214
238
286
320
385
540
635
OBJ_BUCH-544-003.book Page 34 Tuesday, August 28, 2012 4:39 PM