beautypg.com

Aansluitingen conexiones – FBT MMA 3240 User Manual

Page 27

background image

25

3.1 ALGEMENE CRITERIA
Voor een goede werking van het apparaat verdient het aanbeveling
enkele algemene criteria in acht te nemen bij het uitvoeren van de
aansluiting van de versterkerinstallatie:

plaats kabels en microfoons niet op het meubel van het apparaat;

leg de signaallijnen niet parallel aan die van het elektriciteitsnet; houd

een afstand van tenminste 30/40 cm aan;

plaats de ingangs- en uitgangslijnen (luidsprekers) op een afstand van

elkaar.

plaats de microfoons buiten de straalhoek van de luidsprekers ter

voorkoming van het akoestischerondzing verschijnsel (Larseneffect).

3.2 MICROFOONINGANGEN
Op de aansluitingen XLR “MICRO 1 ” en “ MICRO 2 ” [ 21 ] kunnen

telefoons van het dynamische type en elektretmicrofoons met

P h a n t o m v o e d i n g w o r d e n a a n g e s l o t e n ; de a a n s l u i t i n g e n zijn
weergegeven op Afb. 3.2.1.
Nog meer aansluitmogelijkheden, waarbij de

PRIORITY

[ 1 9 ]

klemmenstrook wordt gebruikt, zijn beschreven in par. 3.7.
Iedere microfooningang beschikt over een eigen niveauregelaar [ 10]
om het vermogen van de verschillende signalen te kunnen regelen.
D e microfooningang “ MICRO 1 ” beschikt bovendien o v e r de
automatische voorrangsfunctie (VOX): wanneer in de microfoon
gesproken wordt die is verbonden met deze ingang, worden de
hulpingangen en de ingang “ INPUT 4 ” (indien geselecteerd, zie par.
3.3) automatisch tijdelijk uitgeschakeld (mute); het niveau van de
activeringsdrempel van het automatische voorrangscircuit is niet
afhankelijk van de positie van de regelaar “ MICRO 1 ” [ 10 ].
De microfooningangen [ 21 ] zijn uitgerust met Phantom voeding voor
elektretmicrofoons van 12/24V.
In het geval u de Phantom voeding af wilt koppelen, doet u dit via de
bruggen SW201 - SW202 op het ingangencircuit (zie par. 2.3).

3.3 MIC/LINE INGANGEN
De aansluitingen “INPUT 3 ” en “ INPUT 4 ” [ 22 ] kunnen op onafhankelijke
wijze geconfigureerd worden als microfooningangen (met of zonder
Phantom voeding) of als lijningangen. De selectie van de gebruikswijze
geschiedt met behulp van de schakelaars met drie standen [ 18 ]:
• in de stand MIC wordt de microfoongevoeligheid geselecteerd, met

gedeactiveerde Phantom voeding;

• in de stand PHANTOM wordt de microfoongevoeligheid geselecteerd,

met geactiveerde Phantom voeding (voor 12/24V elektretmicrofoons);

• in de stand LINE wordt de lijngevoeligheid geselecteerd.
De aansluiting kan zowel met stekers van het type XLR mannelijk als met
jackstekers van … inch tot stand worden gebracht.
De aansluitingen zijn weergegeven op Afb. 3.2.1.
Iedere microfooningang beschikt over een eigen niveauregelaar [ 9 ] om
het vermogen van de verschillende signalen te kunnen regelen.
De ingang “INPUT 4 ” kan wel of niet ondergeschikt worden gemaakt aan
de automatische voorrang (VOX) van de ingang “ MICRO 1 ” en aan de
sluiting van het PRIORITY voorrangscontact. In het geval u deze functie
wilt deactiveren, doet u dit met behulp van de brug

SW207 op het

ingangencircuit (zie par. 2.3).

3.1 CRITERIOS GENERALES
Para un correcto funcionamiento del aparato es necesario observar
algunos criterios de máxima cuando se efectúan las conexiones de la
instalación de amplificación:
-

evitar el posizionamiento de cables y de micrófonos sobre el mueble del
aparato;

-

evitar extender las líneas de señal paralelas a las de la red eléctrica;
dejar una distancia mínima de 30/40 cm;

-

posicionar las líneas de entrada y las líneas de salida (altavoces)
distantes entre ellas;

-

posicionar los micrófonos fuera del alcance del ángulo de los difusores
sonoros para evitar el fenómeno de reacción acústica (efecto Larsen).

3.2 ENTRADAS MICROFÓNICAS
En las tomas XLR “MICRO 1 ” y “ MICRO 2 ” [ 21 ] es posible conectar
micrófonos de tipo dinámico y de electreto con alimentación
phantom; las conexiones con estas tomas se indican en la Fig. 3.2.1.
Ulteriores posibilidades de conexión, que explotan la utilización de
la bornera PRIORITY [ 19 ], se indican en el párr. 3.7.
Cada entrada microfónica dispone de su propio mando de nivel [ 10 ] para
regular oportunamente la amplitud de las diversas señales.
La entrada microfónica “ MICRO 1 ” dispone, además, de la función
de precedencia automática (VOX): hablando por el micrófono
conectado con esta entrada son enmudecidas automáticamente las
entradas auxiliares y la entrada “ INPUT 4 ” (si seleccionada, ver
p á r r. 3 . 3 ) ; el n i v e l d e l u m b r a l de a c t i v a c i ó n del c i r c u i t o de
precedencia automática no depende de la posición del mando
“ MICRO 1 ” [ 10 ].
Las entradas microfónicas [ 21 ] disponen de alimentación Phantom
para micrófono de electreto 12/24V.
Si se desea desconectar la alimentación Phantom, actuar sobre
los puentes SW201 - SW202 situados en el circuito entradas (ver
párr. 2.3).

3.3 ENTRADAS MIC/LINE
Las tomas “INPUT 3 ” y “ INPUT 4 ” [ 22 ] son configurables de manera
independiente como entradas microfónicas (con o sin alimentación
phantom) o como entradas de línea. La selección de la modalidad se
consigue mediante los desviadores de tres posiciones [18 ]:
• en posición MIC, se selecciona la sensibilidad microfónica con

alimentación phantom desactivada;

• en posición PHANTOM, se selecciona la sensibilidad microfónica

activando la alimentación phantom (para micrófonos de electreto 12/
24V);

• en posición LINE, se selecciona la sensibilidad de línea.
Es posible efectuar la conexión tanto con clavijas de tipo XLR macho
como con conectadores jack 1/4”.
Las conexiones con estas tomas se indican en la Fig. 3.2.1.
Cada entrada dispone de su propio mando de nivel [ 9] para regular
oportunamente la amplitud de las diversas señales.
La entrada “ INPUT 4 ” puede ser sometida o no a la precedencia
automática (VOX) de la entrada “ MICRO 1 ” y al cierre del contacto de
precedencia PRIORITY . Si se desea desactivar esta función, actuar
sobre el puente SW207 situado en el circuito entradas (ver párr. 2.3).

Afb./Fig. 3.2.1

1 = afscherming / blindaje
2 = signaal (warme kant) / señal (lado caliente)
3 = signaal (koude kant) / señal (lado frío)

1 = signaal (warme kant) / señal (lado caliente)
2 = signaal (koude kant) / señal (lado frío)
3 = afscherming / blindaje

GEBALANCEERDE TYPE - TIPO BALANCEADO

1 = afscherming en massa / blindaje y masa
2 = afscherming en massa / blindaje y masa
3 = signaal / señal

1 = signaal / señal
2 = afscherming en massa / blindaje y masa

NIET-GEBALANCEERDE TYPE - TIPO NO BALANCEADO

AANSLUITINGEN

CONEXIONES

This manual is related to the following products: