Dimplex SRX 180M User Manual
Page 15
![background image](/manuals/231821/15/background.png)
- 11 -
Hydraulische aansluiting
Om voor voldoende doorloop van verwarmingswater door de
ventilatorconvectoren te zorgen, moeten de volgende punten in
acht genomen worden:
-
De toestellen zijn voor de installatie op systemen met één
buis niet geschikt.
-
De nominale aansluitbuiswijdte moet een minimale
diameter van 15 mm hebben.
-
Worden de toestellen op een verwarmingsinstallatie met
verschillende
warmteverdeelsystemen
(bijv.
Vloer-
verwarming) geïnstalleerd, moet voor een afzonderlijk
circuit gezorgd worden om voldoende waterdoorloop te
garanderen.
-
Voor een optimale werking (warmteafgifte) van de
ventilatorconvectoren is een hydraulische afstelling aan de
verwarmingsinstallatie vereist.
Afb.
5
toont
de
verschillende
hydraulische
aansluitmogelijkheden aan het toestel. De aanbevolen voor- en
terugloopaansluitingen zijn in afb. 5 en afb. 4 (onderaan)
weergegeven. De plaatsing van de verwarmingbuizen naar het
toestel kan in de vloer of aan de muur gebeuren. Het toestel
wordt af fabriek met twee aan de warmtewisselaar
gemonteerde koperbuisleidingen, diameter 15 mm, geleverd.
Voor en tijdens het vullen van de verwarmingsinstallatie
moeten alle buisverbindingen op dichtheid gecontroleerd
worden. Tijdens het vullen moet het ontluchtingsventiel (zie afb.
4) geopend zijn, opdat de lucht in het toestel kan ontsnappen.
Na de ingebruikneming (circulatiepomp loopt) eventueel
opnieuw ontluchten.
Elektrische aansluiting
ATTENTIE: het toestel moet geaard worden.
ATTENTIE – fasedraad (bruin) en nulleider (blauw) mogen niet
verwisseld worden, omdat dit tot functiestoringen kan leiden.
De elektrische aansluiting moet aan een voedingsspanning
~230-240V, 50 Hz gebeuren.
Het toestel moet door een geautoriseerde elektrotechnicus,
rekening houdende met de bestaande normen en plaatselijke
installatievoorschriften, geïnstalleerd worden.
Voor het uitvoeren van de installatiewerkzaamheden moet
gecontroleerd worden of de spanningsvoeding uitgeschakeld is.
Het toestel is met een flexibele aansluitleiding van 1 m lengte (4
x 0,75 mm²) uitgerust, waarmee het verwarmingstoestel direct
via een geschikte wandaansluitdoos op de elektrische voeding
aangesloten kan worden.
In de elektrische leiding moet een scheidingsschakelaar voor
elke pool met een contactopeningswijdte van minstens 3 mm
aangebracht worden. Als scheidingsinrichting zijn ook
contactverbrekers toegestaan. De contactverbrekers moeten
een trage uitschakelkarakteristiek hebben.
Aderbezetting van de aansluitleiding:
Bruin: "L" – fasedraad voedingsspanning
Blauw: "N" – nulleider voedingsspanning
Groen/geel: "PE" - aarddraad
Zwart: Stuurdraad (verlaging; aan/uit)
Schakelbeeld zie afb. 6.
Stuurdraad
De zwarte stuurdraad heeft de volgende functies:
Temperatuurverlaging via externe schakelklok of schakelaar
Door het aansturen van de stuurdraad, zie afb. 6 links, wordt de
aan het toestel ingestelde gewenste temperatuur verlaagd.
De temperatuurverlaging wordt via de stuurdraad aan
eventueel nageschakelde toestellen doorgegeven.
Gebruik met programmeercassette
De stuursignalen van de aan het piloottoestel aangesloten
programmeercassette worden via de stuurdraad aan eventueel
nageschakelde toestellen doorgegeven, zie afb. 6 rechts.
De stuurdraad moet niet gelijkfasig zijn met de netaansluiting.
Wordt de stuurdraad niet gebruikt, dan moet deze op een
deskundige manier geïsoleerd worden.
ATTENTIE – bij het overschakelen op gestuurd bedrijf is aan
dezen kabel netspanning voorhanden!
ATTENTIE – stuurdraad niet aarden.
Bij buitenbedrijfstelling, bijv. voor onderhoudswerkzaamheden,
moet ervoor gezorgd worden dat naast de netvoeding ook de
stuurdraad spanningvrij geschakeld is, omdat deze eventueel
vreemde spanning kan voeren (via een schakelklokcontact of
piloottoestel met programmeercassette).
Afmontage
Na de installatiewerkzaamheden de behuizingsafdekking
plaatsen. Hiervoor de vier bevestigingsschroeven aan de
onderkant van het toestel inschroeven, zie afb. 2.
Bediening
Het bedieningsveld is in afb. 3 weergegeven.
De verschillende elementen hebben de volgende betekenis:
A – Toets modus
B – Indicatie aan/uit
C – Indicatie handmatig bedrijf
D – Indicatie automatisch bedrijf
E – Toets ventilatorstand
F – Indicatie lage ventilatorstand
G – Indicatie middelste ventilatorstand
H – Indicatie hoge ventilatorstand
J – Instelwiel thermostaat
K – Afdekking voor steekplaats programmeercassette
Handmatig bedrijf
Toets
één keer of meermaals indrukken tot de gele
indicatie brandt.
Toets
één keer of meermaals indrukken om de gewenste
ventilatorstand
(ventilatortoerental)
te
kiezen.
De
ingestelde ventilatorstand wordt via de rode indicatie (1, 2,
3) gesignaleerd. Met de draaiknop de gewenste
ruimtetemperatuur instellen. De ingestelde ventilatorstand
wordt afhankelijk van de ruimtetemperatuur in- en
uitgeschakeld. De temperatuurverlaging wordt via de
stuurdraad
aan
eventueel
nageschakelde
toestellen
doorgegeven.