IBEA 500 Series User Manual
Page 22
22
grasmaaier van of naar de werkzone.
11. Gebruik de maaier niet als schermen, schilden of andere
beveiligingsmiddelen, zoals zijafvoerkokers op grasopvang-
zakken, gebreken vertonen of ontbreken.
12. Verander de instellingen van de motor niet en voorkom
overbelasting van de motor.
13. Houd u bij het starten of aanzetten van de motor zorgvul-
dig aan de voorschriften en houd uw voeten de buurt van de
maaimessen.
14. Houd de grasmaaier stevig op de grond op het moment
dat u hem aanzet.
15. Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening staat als u
de motor start.
16. Houg handen en voeten uit de buurt van draaiende onder-
delen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.
17. De maaier mag nooit met draaiende motor worden opge-
tild of gedragen.
18. Zet de motor af en verwijder de bougiekabel :
- voordat u verstoppingen verwijdert of de afvoertunnel ont-
stopt.
- voordat u de maaier gaat controleren, schoonmaken of an-
dere werkzaamheden gaat uitvoeren.
- als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de machine op
beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit alvorens
hem weer te gebruiken.
- als de maaier abnormal trilt (direct controleren).
19. Zet de motor af
- als u de maaier onbeheerd achterlaat.
- voordat u de brandstoftank bijvult.
20. Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet. Als de
machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust, draai deze
dan dicht als maaiwerk voltooid is.
21. Rijd niet te snel als u een aan de achterzijde bevestigde
zitting gebruikt.
Onderhoud en opslag
1. Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak
aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
2. Als er zich brandstof in de tank bevindt de maaier niet op-
bergen in een afgesloten ruimte waar benzinedampen in con-
tact met open vuur of vonken kunnen komen.
3. Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een
afgesloten ruimte opbergt.
4. Om brandgevaar te beperken dienen motor, geluiddemper
en de omgeving van de brandstoftank steeds te worden vrij-
gemaakt van een overmaat aan vet, gras, bladeren en opge-
hoopt vuil.
5. Controleer de grasopvangzak regelmatig op slijtage en be-
schadigingen.
6. Vervang versleten of beschadigde onderdelen ten behoeve
van een veilig gebruik.
7. Als de brandstoftank moet worden leeggemaakt, dient dit
buiten plaats te vinden.
VOOrBErEIDING
Vullen van het carter (fig. 2, 3, 4)
De motor wordt geleverd zonder olie in het carter. Voordat u
de motor start moet u dus eerst olie bijvullen:
1. Zet de maaier op een vlak stuk grond.
2. Verwijder de olievuldop door deze tegen de klok in los te
VEIlIGHEIDsVOOrsCHrIFtEN
Voorbereiding
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de maai-
machine gaat gebruiken. Let op de plaats en de fuctie van de
bedieningselementen en hoe u de machine moet gebruiken.
2. U dient erop toe te zien dat de machine niet door kinderen
wordt bediend of door volwassenen die niet van de instructies
op de hoogte zijn.
3. Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine ge-
bruikt, met name kinderen en huisdieren.
4. Onthoud dat de gebruiker verantwoordelijk is voor onge-
vallen of schade aan andere personen of hun eigendommen.
Voor ingebruikname
1. Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige
schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet
op blote voeten.
2. Inspecteer het terrein waarop u de maaier gaat gebruiken
grondig en verwijder eventuele voorwerpen die door de
maaier kunnen worden uitgeworpen.
3. WAARSCHUWING - Benzine is licht ontvlambaar.
- Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die daar spe-
ciaal voor bedoeld zijn.
- Vul de brandstoftank nooit binnenshuis ; tijdens het bijvullen
niet roken.
- Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor aanzet. Verwij-
der nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit brandstof
bij wanneer de motor loopt of voordat de motor na gebruik
een aantal minuten is afgekoeld.
- Als er brandstof gemorst is de motor niet aanzetten, maar
eerst de maaier verplaatsen. Zorg ervoor dat er geen ontste-
kingsbronnen in de buurt van de gemorste brandstof komen
totdat alle benzinedampen verdwenen zijn.
- Zorg voor een goede bevestiging van afsluitdoppen van
brandstoftanks en -blikken.
4. Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
5. Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaime-
chanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor
het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en
bouten altijd als complete set om een goede balans te behou-
den.
6. Let op dat bij machines met meer maaimessen andere mes-
sen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
Gebruik
1. Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen, omdat
zich giftige koolmonoxidedampen kunden ontwikkelen.
2. Maai alleen bij daglicht of een goede verlichting.
3. Grebruik de maaier bij voorkeur niet op nat gras.
4. Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
5. Loop altijd in een normaal tempo ; ga niet rennen.
6. Maai altijd dwars over de zijde van een helling, nooit naar
boven en beneden.
7. Ga zeer zorgvuldig te werk wanneer u van richting veran-
dert op een helling.
8. Maai niet op al te steile hellingen (>30°).
9. Ga zeer zorgvuldig te werk als u de maaier achteruit be-
weegt of naar u toe trekt.
10. Zet het mes stop, door de hendel System 2 los te laten als
de grasmaaier moet worden gekanteld, om niet met gras be-
dekte oppervlakken over te steken, of voor het vervoer van de
NL