Xylem MAXIBOX PLUS User Manual
Page 53

nl
nl
nl
nl
53
6.2.2
6.2.2
6.2.2
6.2.2 Aansluiting op de toevoerleiding
Aansluiting op de toevoerleiding
Aansluiting op de toevoerleiding
Aansluiting op de toevoerleiding
Sluit de toevoerleiding van de tank aan op de leiding die is verbonden op het rioolstelsel met behulp van een geschroefdrade/gladde
mof van PVC die kan gelijmd worden (zie deel 12.4). Er wordt aanbevolen om een flexibele verbinding te installeren tussen de tank
en de leiding die is aangesloten op het rioolstelsel, zodat het stuk gaan wordt vermeden als gevolg van verzakkingen van het terrein.
Installeer een terugslagklep in de leiding die naar het openbare of particuliere roolstelsel loopt. Op deze manier wordt een terugloop
van vloeistoffen vermeden. Respecteer steeds de reglementen, de wetten en de van kracht zijnde plaatselijke en/of nationale normen.
6.2.3
6.2.3
6.2.3
6.2.3 Aansluiting op de ventilatieleiding
Aansluiting op de ventilatieleiding
Aansluiting op de ventilatieleiding
Aansluiting op de ventilatieleiding
Maak in het bovenste deel van 1 van de 2 vlakke oppervlakken een gat dat even groot is als de leiding voor de ventilatie. Verbind de
ventilatieleiding op de tank met behulp van een verbindingsstuk (niet bijgeleverd). Zie deel 12.5.
De ventilatieleiding en de elektrische aansluitingen moeten voorzien worden in 2 afzonderlijke kanalen.
6.3
6.3
6.3
6.3
H
H
H
Haken
aken
aken
aken voor de kettingen
voor de kettingen
voor de kettingen
voor de kettingen voor
voor
voor
voor het heffen
het heffen
het heffen
het heffen de elektropompen
de elektropompen
de elektropompen
de elektropompen
De haken bevinden zich op de balk van roestvrij staal. Op de balk zijn 2 gebogen voetjes aanwezig waardoor de kettingen van de
pompen kunnen bevestigd worden (zie deel 12.6).
6.4
6.4
6.4
6.4
Passag
Passag
Passag
Passage van de kabels
e van de kabels
e van de kabels
e van de kabels
De kabelklemmen van de elektropompen moeten geïnstalleerd worden op het bovenste deel van de zone van de opening van de
inlaatleiding. Stop de kabels in deze kabelklemmen. Controleer of de kabels voldoende lang zijn om nogmaals de elektropompen te
bereiken. Scheid de aardekabel van de stroomkabel van de elektropompen.
De kabelklemmen voor de vlotters moeten geïnstalleerd worden op de vlakke zone boven de haken voor de vlotters. Stop de kabels
in deze kabelklemmen. Controleer of de kabel voldoende lang is. Regel de lengte van de kabels, en bevestig ze op de haken. Zie deel
12.7.
6.5
6.5
6.5
6.5
Vlotters
Vlotters
Vlotters
Vlotters
Er zijn 2 vlotters voorzien voor de start en voor het alarm. Bevestig de vlotters op de daarvoor bestemde haken die in de tank zijn
voorzien. Er wordt aanbevolen om het niveau van de vlotter voor de start te regelen ter hoogte van de handgreep voor het heffen
van de elektropompen en om de vlotter voor het alarm 50 cm hoger te regelen.
6.6
6.6
6.6
6.6
Montage van de elek
Montage van de elek
Montage van de elek
Montage van de elektropompe
tropompe
tropompe
tropompennnn
Raadpleeg de aanwijzingen voor de installatie die bij de elektropompen worden geleverd. Controleer of de rotatiezin van de rotoren
correct is voordat de elektropompen geïnstalleerd worden.
Voordat de elektropompen geïnstalleerd worden, moeten eventuele vreemde deeltjes van de bodem van de
tank verwijderd worden.
Sluit de elektrpompen aan op de adapters voor de slede. Installeer de elektropompen in de tank.
6.7
6.7
6.7
6.7 Elektrische aansluiting
Elektrische aansluiting
Elektrische aansluiting
Elektrische aansluiting
De elektrische aansluitingen mogen uitsluitend uitgevoerd worden door een gekwalificeerde installateur,
waarbij van kracht zijnde normen gerespecteerd moeten worden.
Controleer of het type van het net, de voedingsspanning en -frequentie overeenstemmen met de nominale
gegevens van de onderdelen van het station. Er moet een geschikte bescherming van de elektrische lijn
tegen kortsluiting voorzien worden.
Voordat de elektrische aansluiting wordt uitgevoerd moet deze handleiding, die van het station, van de
elektropompen, van de eventuele schakelkast en van de andere onderdelen van het station doorgelezen
worden, evenals de aanwijzingen en de eventuele elektrische schema’s.
Voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd, moet gecontroleerd worden of alle aansluitingen (ook de
potentiaalvrije aansluitingen) spanningsvrij zijn.
Op de voedingslijn moet, tenzij de geldende plaatselijke voorschriften andere bepalingen opleggen, het volgende geïnstalleerd
worden:
•
een beveiliging tegen kortsluiting;
•
een aardlekbeveiliging (“herstelzekering”) met een hoge gevoeligheid (30 mA) als extra beveiliging tegen elektrische schokken
voor het geval de aarding inefficiënt is;
•
een scheidingssysteem van het net met een opening tussen de contacten van minimum 3 mm.
Bevestig de kabels zodanig dat geen te scherpe bochten worden gevormd. Zorg er voor dat de kabels niet kunnen aangezogen
worden door de elektropompen. Controleer of de vloeistof niet in de kabels kan sijpelen als gevolg van haarfijne scheurtjes. Plaats de
kabels van de elektropompen en van de vlotters in de daarvoor bestemde kabelklemmen, en sluit ze aan op de schakelkast.
Voer de aardaansluiting van de installatie uit conform de van kracht zijnde normen. Sluit de eventueel aanwezige aardekabel aan op
de steunen van de staven en op de balk die aanwezig is in het reservoir.
De binnenkant van de tank is een vochtige ruimte. Voorzie gepaste elektrische beschermingen. Gebruik correct geïsoleerde
koppelingen.
Voer de aansluiting op het elektriciteitsnet uit.