beautypg.com

Installeren

Page 4: Leggen van de optische kabel, Installazione dell’apparecchio, Posa del cavo ottico, Bevestigen met beugels (afb. 1), Bevestigen met velcroband (afb. 2), Gebruik van de geribbelde buis (afb. 3), Steek de optische kabel in de geribbelde buis

background image

Opmerking:

Dit apparaat is bestemd voor inbouw in voertuigen met
een negatief geaarde 12-volts accu. Alvorens u het
installeert in een auto, bus, vrachtwagen of ander voer-
of vaartuig, dient u eerst te kontroleren of de accuspan-
ning de juiste is.

Om kortsluiting te vermijden, dient u vooral voor het
installeren de negatieve ≠ accukabel los te maken.

Zie voor het aansluiten van de eindversterker en andere
apparatuur de gebruiksaanwijzing en volg de aanwi-
jzingen nauwgezet op.

Houd de bedrading op zijn plaats met kabelklemmen
of met isolatieband. Wikkel ter bescherming ook iso-
latieband om de bedrading waar deze de metalen
oppervlakken van de auto raakt.

Leid de bedrading altijd zo dat deze niet in aanraking
kan komen met bewegende onderdelen zoals de ver-
snellingspook, de handrem en de geleiderails van de
stoelen. Zet de bedrading stevig vast en vermijd ook
plaatsen die warm worden, zoals bij een uitblaasopening
van de autoverwarming. Als de isolatie smelt of door
beweging doorslijt, zou er kortsluiting kunnen onstaan.

Leid de gele draad niet door het brandschot naar de
motorruimte voor aansluiting op de accu. Hierbij is de
kans groot op beschadiging van de isolatie en zeer
gevaarlijke kortsluiting.

Maak de bedrading niet korter. Bij inkorten van de
bedrading kan het beveiligingscircuit niet in werking
treden wanneer dat nodig is.

Tap geen stroom af van de bedrading door een stukje
isolatie te verwijderen en een andere draad aan de
kerndraad te verbinden. Hierdoor kan de maximale
stroomcapaciteit van de draad overschreden worden,
met als gevolg oververhitting.

Vervang een doorgebrande zekering altijd alleen door
een nieuwe zekering van hetzelfde type, zoals
aangegeven op de zekeringhouder.

Aangezien er gebruik is gemaakt van een uniek BPTL
circuit, mag u de luidsprekersnoeren nooit rechtstreeks
met de aarde verbinden en mag u ook niet de negatieve
≠ luidsprekerdraden gemeenschappelijk aansluiten.

Sluit op dit apparaat luidsprekers aan die een hoog
ingangsvermogen kunnen verwerken, van nominaal ten-
minste 50 W, met een impedantie van 4 tot 8 Ohm. Sluit
u luidsprekers aan die niet aan deze eisen voldoen, dan
bestaat er de kans dat de luidsprekers in brand vliegen,
beginnen te roken of anderszins beschadigd raken.

Wanneer de signaalbron van dit product aan (ON)
staat, wordt er een controlesignaal geproduceerd via de
blauw/witte draad. Sluit deze aan op een systeem-afs-
tandsbediening van een externe power versterker, of op
de auto-antenne relais bedieningsaansluiting van de
auto zelf (max. 300 mA 12 Volt gelijkstroom). Als de
auto voorzien is van een glas-antenne, dient u de
aansluiting te maken op de aansluiting van de
stroomvoorziening van de antennebooster.

Als u met dit apparaat een externe eindversterker
gebruikt, let dan op dat u niet de blauw/witte draad
aansluit op de stroomvoorzieningsaansluiting van de
eindversterker. Sluit de blauw/witte draad ook niet aan
op de stroomaansluiting van de auto-antenne. Een
dergelijke aansluiting kan een te grote stroomafname
en daarmee storing veroorzaken.

Om kortsluiting te voorkomen dient u de losgekop-
pelde draad af te dekken met isolatieband. Vergeet
vooral niet de ongebruikte luidsprekerdraden te isol-
eren. Als de draden niet geïsoleerd zijn, bestaat er het
gevaar van kortsluiting.

Om onjuiste aansluitingen te voorkomen, is de
ingangszijde van de IP-BUS of optische kabel
blauw gekleurd, terwijl de uitgangszijde zwart is.
Sluit stekkers en aansluitingen van dezelfde kleur
op de juiste wijze op elkaar aan.

Bij inbouw van dit apparaat in een auto waarvan het
kontaktslot geen “ACC” stand heeft, dient u de rode
stroomdraad van dit apparaat aan te sluiten op een
aansluitpunt waarvan de stroom wordt in- en uit-
geschakeld door ON/OFF zetten van het kontakt-
sleuteltje. Als u deze stroomdraad aansluit op een punt
dat altijd stroom krijgt, kan de accu leegraken als u de
auto enkele uren ongebruikt laat.

De zwarte draad is de aardedraad. Aard deze draad
gescheiden van de aarde van toestellen met een hoog
vermogen, bijvoorbeeld eindversterkers.
De toestellen zouden namelijk mogelijk worden
beschadigd of er worde brand veroorzaakt indien u dit
toestel tezamen met andere toestellen aardt en de aarde
wordt ontkoppeld.

Om er zeker van te kunnen zijn dat dit product
niet oververhit raakt, dient u er in het bijzonder
op te letten dat de kant waar zich de koelventila-
tor van dit product bevindt niet wordt afgedekt.

Geen ACC stand

ACC stand

ON

S

T

A

R

T

O

FF

ACC

ON

S

T

A

R

T

O

FF

Opmerking:

Maak alle verbindingen tijdelijk en controleer dat de
aansluitingen juist zijn, het toestel functioneert en het
gehele systeem in orde is alvorens het toestel defini-
tief te installeren.

Gebruik uitsluitend de bij dit toestel geleverde
onderdelen voor een juiste installatie. Het gebruik
van andere, niet-gespecificeerde onderdelen kan een
onjuiste werking tot gevolg hebben.

Raadpleeg uw handelaar indien er voor het
installeren gaten moeten worden geboord of andere
veranderingen in de auto moeten worden gemaakt.

Plaats het toestel ergens waar het beslist niet de
bestuurder kan hinderen en geen letsel of problemen
kan veroorzaken in geval van plotseling remmen.

Bij het bevestigen van dit toestel moet u er goed op
letten dat er geen draden of kabels tussen dit toestel
en andere metalen onderdelen of voorwerpen in de
buurt vastgekneld worden.

Bevestig het toestel niet in de buurt van een verwarm-
ingsrooster waar het aan hitte onderhevig is of bij de
portieren waar het toestel nat zou kunnen worden.

Alvorens gaten te boren moet u altijd de plek achter
het te boren gat controleren. Boor niet in gasleidin-
gen, remleidingen, elektrische onderdelen en andere
belangrijke onderdelen van de auto.

Wanneer u het toestel in de cabine plaatst, moet u het
goed vastzetten zodat het tijdens het rijden niet los
kan schieten en mogelijk ongelukken of letsel zou
kunnen veroorzaken.

Bij het plaatsen van het toestel onder de voorstoel
moet u controleren dat het het mechanisme voor het
verschuiven van de stoel niet hindert. Leid alle
draden en kabels zorgvuldig langs het mechanisme
voor het verschuiven zodat ze niet worden vast-
gekneld en mogelijk kortsluiting veroorzaken indien
de stoel wordt verschoven.

Installeren van het toestel

Bevestigen met beugels (Afb. 1)

1. Tapschroef (4

× 12 mm)

2. Schroef (4

× 8 mm)

3. Beugel
4. Vloermat of chassis
5. Boor 2 gaten met diameter van 2,5 mm.

Bevestigen met velcroband (Afb. 2)

Reinig het oppervlak goed alvorens het vel-
croband op te plakken.

6. Velcroband
7. Vloermat of chassis

Leggen van de optische kabel

Voorzorgen:

Leg de optische kabel niet in te scherpe bochten.
Mocht dit nodig zijn, dan mag de straal van de
bocht nooit minder zijn dan 25 mm omdat de
kabel anders de signalen niet goed meer kan
doorgeven waardoor het toestel niet goed meer
zal kunnen functioneren.

Leg de kabel zo dat er geen zware voorwerpen
op rusten en zo dat niemand er op kan trappen en
dat de kabel niet klem kan komen te zitten -
tussen een portier bijvoorbeeld.

Maak een lus met een minimale diameter van
200 mm met de rest van de optische kabel zodat
er niet aan de kabel getrokken wordt.

Wanneer u de optische kabel aansluit op het toes-
tel, dient u de meegeleverde kabelklemmen te
gebruiken om te voorkomen dat de kabel in een
te scherpe bocht wordt gelegd.

Leg de optische kabel niet in de buurt van bewe-
gende onderdelen zoals de versnellingspook, de
handrem of het schuifmechanisme van een van
de stoelen. Houd de kabel ook weg van hete
plekken, zoals vlak bij een verwarmingsuitlaat.

Gebruik van de geribbelde buis (Afb. 3)

Om te voorkomen dat de kabel belast wordt,
dient u de geribbelde buis te gebruiken nadat u
deze op de juiste lengte heeft gebracht.

• Steek de optische kabel in de

geribbelde buis.

8. Optische kabel
9. Geribbelde buis

Bevestigen van de klem

De klem wordt gebruikt om de optische kabel,
indien gebruikt, vast te zetten. De andere klem
wordt op dezelfde wijze aan de achterkant van
het hoofdtoestel aangebracht en ook gebruikt
voor het vastzetten van de optische kabel.

1. Steek de klem in de richting die in de

afbeelding is aangegeven. Draai 90
graden om te vergrendelen. (Afb. 4)

10. Klem

2. Zet de los optische kabel vast. (Afb. 5)

11. Optische kabel

Installeren

Nota:

Prima di procedere all’installazione finale dell’ap-
parecchio, collegare temporaneamente i cavi, e verifi-
care che il tutto sia collegato in modo corretto, e che
il sistema funzioni come dovuto.

Realizzare una installazione appropriata facendo uso
delle sole parti fornite insieme a questo apparecchio.
L’uso di pezzi non autorizzati può essere all’origine
di disfunzioni.

Se l’installazione richiede l’apertura di fori, o altre
modifiche al veicolo, rivolgersi ad un rivenditore.

Installare l’apparecchio in un luogo dove non risulti
di impedimento ai movimenti del guidatore, e non
abbia a causare lesioni ai passeggeri in caso di arresti
improvvisi del veicolo per situazioni di emergenza.

Nel corso dell’installazione verificare che i cavi non
vengano a trovarsi strizzati fra l’apparecchio stesso e
le montature ed altri infissi di metallo circostanti.

Non installare l’apparecchio nelle vicinanze della
bocca del riscaldamento, dove potrebbe subire l’in-
fluenza del flusso di aria calda, o nelle vicinanze
delle portiere, dove potrebbe trovarsi esposto alla
pioggia.

Prima di aprire un foro, verificare sempre il lato
opposto del pannello dove si intende effettuare la
perforazione. Non aprire fori sulle linee dei tubi del
carburante o dei freni, sui cablaggi elettrici, e su altre
parti importanti per il funzionamento del veicolo.

Se l’apparecchio viene montato all’interno dell’abita-
colo della vettura, ancorarlo saldamente, in modo che
non abbia a staccarsi mentre la vettura è in movimen-
to, causando possibili lesioni agli occupanti, o inci-
denti stradali.

Se l’apparecchio viene installato sotto uno dei sedili
anteriori, verificare che la posizione non blocchi il
movimento del sedile stesso. Istradare tutti i cavi con
cura all’intorno del meccanismo di scorrimento, in
modo che non vengano a trovarsi presi nei meccanis-
mi, con conseguenti possibili corti circuiti.

Installazione dell’apparecchio

Per mezzo delle staffe (Fig. 1)

1. Vite autofilettante (4

× 12 mm)

2. Vite (4

× 8 mm)

3. Staffa
4. Tappetino dell’auto o chassis
5. Fori di diametro compreso fra 2 e 2,5 mm.

Per mezzo del nastro autoadesivo (Fig. 2)

Pulire accuratamente la superficie prima di appli-
carvi il nastro autoadesivo.

6. Nastro autoadesivo
7. Tappetino dell’auto o chassis

Posa del cavo ottico

Precauzione:

Evitare di piegare il cavo ottico ad angolo acuto.
Se tale piegatura è necessaria, accertarsi che il
raggio di curvatura sia di almeno 25 mm, altri-
menti il cavo non trasmetterà i segnali corretta-
mente e l’unità avrà problemi di funzionamento.

Posare il cavo ottico in modo che nulla di pesante
si appoggi sullo stesso, che non ci si possa inci-
ampare e che non rimanga pizzicato in qualcosa,
per esempio una porta.

Fare un cerchio avente un diametro di almeno
200 mm con il cavo ottico rimanente in modo
che lo stesso non corra il rischio di deformarsi.

Collegare il cavo ottico all’unità usando i morset-
ti serra cavo forniti per evitare che questo si
pieghi ad angolo acuto.

Posare il cavo ottico in modo che non rimanga
pizzicato nelle parti mobili, ad esempio la leva
del cambio, il freno a mano o il meccanismo di
scorrimento dei sedili. Tenere il cavo distante dai
punti caldi, ad esempio l’uscita del riscaldatore.

Uso del tubo spiralato (Fig. 3)

Per evitare deformazioni al cavo ottico, usare un
tubo spiralato tagliato ad una lunghezza suffi-
ciente.

• Inserire il cavo ottico nel tubo spi-

ralato

8. Cavo ottico
9. Tubo spiralato

Montaggio del morsetto

Il morsetto serve per fissare il cavo ottico, quan-
do si usa questo cavo. L’altro morsetto è montato
in modo simile sul retro dell’unità principale e
serve ad assicurare il cavo ottico.

1. Inserire il morsetto nella direzione

indicata in figura, e ruotarlo poi di
90 gradi per bloccarlo. (Fig. 4)

10. Morsetto

2. Fissare il cavo ottico. (Fig. 5)

11. Cavo ottico

Installazione

Collegamento degli apparecchio

Nota:

Questo apparecchio è per veicoli con una batteria da
12 volt e una messa a massa negativa. Prima di instal-
larlo in un veicolo sportivo, in un autocarro o in un
autobus, controllare la tensione della batteria.

Per evitare cortocircuiti nell’impianto elettrico, accer-
tarsi di scollegare il cavo della batteria ≠ prima di
iniziare l’installazione.

Fare riferimento al manuale di istruzioni per i dettagli sul
collegamento dell’amplificatore di potenza e di altri
apparecchi, quindi eseguire i collegamenti correttamente.

Fissare i fili con dei fermacavi o del nastro adesivo. Per
proteggere i fili, avvolgervi attorno del nastro adesivo nei
punti in cui essi sono a contatto con parti metalliche.

Disporre e fissare tutti i fili in modo tale che essi non
tocchino alcuna parte in movimento, come l’asta del
cambio, il freno a mano e le guide dei sedili. Non dis-
porre i fili in luoghi esposti al calore, come nei pressi
della bocca di efflusso dell’impianto di riscaldamento.
Se la guaina isolante dei fili si fonde o si lacera, c’è il
pericolo che i fili possano provocare cortocircuiti alla
carrozzeria del veicolo.

Non far passare il cavo giallo attraverso un foro per
inserirlo nel vano motore per collegare la batteria.
Questo danneggia la guaina isolante del cavo e può
causare un cortocircuito molto pericoloso.

Non accorciare i cavi. Se si accorciano i cavi, il cir-
cuito di protezione potrebbe non funzionare quando
invece dovrebe.

Non fornire mai alimentazione ad un altro apparec-
chio tagliando la guaina isolante del cavo di alimen-
tazione dell’apparecchio e collegando il cavo. La
capacità di corrente del cavo sarà superata causando
surriscaldamento.

Quando si sostituisce il fusibile, accertarsi di usare
soltanto un fusibile dai limiti di impiego indicati sul
portafusibili.

Poiché è impiegato un unico circuito BPTL, non
eseguire mai i collegamenti in modo tale che i fili
degli altoparlanti siano messi a massa direttamente o
in modo tale che i fili degli altoparlanti sinistro e
destro ≠ siano in comune.

I diffusori collegati a quest’unità devono essere di alta
potenza da almeno 50 W e da 4 a 8 ohm. Se si usano
diffusori con uscita e/o ingresso inferiori, questi pos-
sono prendere fuoco, emettere fumo o venir danneg-
giati in altro modo.

Attivando la sorgente di questo apparecchio, attraver-
so il cavo blu/bianco viene emesso un segnale di
comando. Collegare questo cavo al dispositivo di
comando a distanza di un sistema di amplificatore di
potenza esterno, o al terminale di comando del relais
dell’antenna ad alzo automatico (massimo 300 mA,
con corrente continua a 12 V). Se l’automobile
dispone di una antenna a vetro, collegare il cavo al
terminale di alimentazione del booster dell’antenna.

Quando si usa un amplificatore di potenza esterno
con questo sistema, accertarsi di non collegare il
cavo blu/bianco al terminale di alimentazione del-
l’amplificatore. Allo stesso modo, non collegare il
cavo blu/bianco al terminale di alimentazione del-
l’antenna automatica. Tale collegamento potrebbe
causare un consumo di corrente eccessivo e provo-
care problemi di funzionamento.

Per evitare corti circuiti, coprire con nastro
isolante il cavo staccato. In particolare, devono
assolutamente essere ricoperti con nastro isolante
i cavi non usati degli altoparlanti. Se i cavi non
vengono isolati possono verificarsi dei pericolosi
corti circuiti.

Per evitare collegamenti errati, il lato d’ingresso
dell’IP-BUS o i connettori del cavo ottico sono
blu ed il lato d’uscita è nero. Collegare i connet-
tori prestando attenzione ai colori.

Se questo apparecchio viene installato in un veicolo
che non possiede una posizione ACC (accessoria)
sull’interruttore di accensione, il cavo rosso dell’ap-
parecchio deve essere collegato ad un terminale
accoppiato con le operazioni di accensione/spegni-
mento dell’interruttore di accensione. Se ciò non
viene fatto, la batteria del veicolo può scaricarsi
quando si lascia il veicolo per alcune ore.

Il cavo nero è quello di messa a terra. Mettere a
terra questo cavo separatamente da quello di
messa a terra di apparecchi funzionanti con cor-
rente a tensioni elevate, quali gli amplificatori di
potenza.
Se gli apparecchi si trovano messi a terra
insieme, in caso di distacco della messa a terra,
possono verificarsi incendi, o prodursi danni agli
apparecchi.

Per assicurare una corretta dissipazione del calore
generato da questo prodotto, prestare particolare
attenzione a non bloccare il ventilatore di raffred-
damento che si trova all’interno del prodotto.

Posizione ACC assente

Posizione ACC presente

ON

S

T

A

R

T

O

FF

ACC

ON

S

T

A

R

T

O

FF

I cavi per questo apparecchio e quelli per altri
apparecchi possono avere colori diversi, pur
svolgendo la stessa funzione. Per il collegamento
di questo apparecchio ad un’altro, vedere i manuali
di installazione di entrambi gli apparecchi, e
provvedere al collegamento dei cavi aventi la
stessa funzione.

Aansluiten van de apparatuur

• Snoeren voor dit product en overeenkomende

snoeren voor andere producten hebbern mogelijk
verschillende kleuren ookal is de functie van de
snoeren hetzelfde. Zie voor het verbinden van
dit product met een ander product daarom de
installatichandleiding van beide producten en
verbind de snoeren met dezelfde functie met elkaar.